Deze kustpad pelgrimage heeft mij innerlijk veranderd. Ik heb weer vaste grond onder mijn voeten gekregen. Ik ben dichterbij mijn diepste zelf gekomen en heb gemerkt dat ook als ik wanhopig ben, ik meer aankan, dan ik soms zelf denk of voel. Ik kan weer blij zijn met een nieuwe dag en heb weer een voorzichtig vertrouwen in de toekomst gekregen. Maar bovenal heb ik meer vertrouwen op God. De kerk als stilte-oase ben ik nog meer gaan waarderen. Ik kan er tot rust kan komen in de hectiek van het leven en de wereld. Ik heb er vrede gevonden en kon mijn eigen gedachten en gevoelens horen en ervaren.
Ik heb ontdekt dat gebed voor mij daarbij van levensbelang is, om goed te kunnen functioneren en dicht bij God en mezelf te kunnen blijven. Maar ik denk ook, dat er zonder contact met God en stilte om te horen wat hij te zeggen heeft, geen leven in de kerk kan zijn. Wat dat betreft ben ik onder de indruk geraakt van die eerste heiligen, zoals Aidan en Cuthbert. De eenvoud, barmhartigheid, toewijding, en discipline van deze Keltische monniken hebben me geïnspireerd. Ze kregen een vraag of een roeping, gaven daar gehoor aan en gingen op weg. Ze voerden de taak uit die God hen gaf, maar bleven ook in nauw contact met God. Maar ze leefden ook eenvoudig, zonder opsmuk onder de mensen en gingen barmhartig en liefdevol met hen om. Hoe ik ruimte voor stilte en gebed kan creëren, wordt mijn nieuwe uitdaging.
Ook wil ik proberen om mensen met meer openheid en liefde tegemoet te treden, want ik heb zo snel mijn oordeel klaar. Ook al heb ik veel geleerd tijdens mijn pelgrimage, ik heb het gevoel dat ik nog maar net begonnen ben en nog veel bij moet leren. But you live and learn zeggen de Engelsen treffend. En zo is het. Daarbij heb ik nog steeds geen idee welke taak God voor mij heeft weggelegd, wat mijn doel is. Maar ik geloof en vertrouw dat ik in elk geval, naast de zorg voor mijn gezin, kan doen wat ik het liefste doe: schrijven en wandelen in de natuur. Als ik zorg dat ik in contact blijf met God zal wel duidelijk worden welke kant het op gaat. Daarbij moet ik niet teveel vooruit kijken, bij de dag leven, one step at a time.
Bij het wegvaren, terug naar Nederland, laat ik mijn pelgrimspad weer los. Vertrouwend op God, dat Hij ook thuis met me mee zal gaan. En net als bij mijn wandeltocht is de weg die voor me ligt verre van duidelijk. Dus ga ik maar gewoon op weg, en blijf de ene voet voor de andere zetten. Just keep going …
Dit gebed van Thomas Merton uit de Celtic Daily Prayer kan het niet beter verwoorden:
My Lord God,
I have no idea where I am going.
I do not see the road ahead of me.
I cannot know for certain where it will end.
Nor do I really know myself,
And the fact that I think that I am following Your will
Does not mean that I am actually doing so.
But I believe that the desire to please You
Does in fact please You.
And I hope that I have that desire
In all that I am doing.
And I know that if I do this,
You will lead me by the right road
Although I may know nothing about it.
Therefore will I trust You always,
Though I may seem to be lost
And in the shadow of death,
I will not fear, for You are ever with me,
And will never leave me
To face my perils alone.
Krijsende meeuwen voor mijn raam maken me ’s ochtends wakker. Het klinkt weemoedig in mijn oren, want mijn tijd hier zit er bijna op. Elke dag hebben de meeuwen me gezelschap gehouden, dat geeft toch een band. Als ik het gordijn opentrek, schijnt de ochtendzon warm oranjerood in mijn gezicht.
Het laatste stuk van het Northumberland Coastpath (NC) is vandaag mijn traject. Ik krijg er een wat weemoedig gevoel bij. Gisteravond heb ik de dienstregeling van de bus en de kaart bestudeerd en besloten dat ik mij laat afzetten in Cheswick. Vandaar loop ik naar de kust en het laatste deel kustpad naar Berwick, grofweg zo’n 11 à 12 kilometer. Aansluitend wil ik in Berwick zelf nog een stadswandeling doen, want het is een mooi stadje met veel historie.
Oké, Holy Island of Lindisfarne is geen plek waar ik graag naartoe ga, het is er namelijk heel erg toeristisch. Een paar jaar geleden zijn we er geweest met ons gezin. Gelukkig vonden we toen een natuurroute over de noordkant van het eiland waar we aan de drommen konden ontsnappen. Maar de ervaring maakt me niet laaiend enthousiast over het eiland. Maar ja, ik ben er nu toch en ernaartoe lopen, is dan wel weer speciaal. Al maak me nog een beetje zorgen over het hoe, of ik over het wad zal lopen of niet.
Soms is het maar goed dat je aan begin van de dag niet weet hoe die gaat aflopen. Dit is zo’n dag. Mijn plan is om in elk geval naar Budle Bay te lopen voorbij Bamburgh, waar het kustpad landinwaarts afbuigt, ongeveer 15 km en vandaar de bus te nemen naar Fenwick, waar mijn B&B staat. Vannacht is er een straffe wind uit het noorden gaan waaien. Dat betekent flinke tegenwind. Maar ik verheug me al op de geweldige golven die het waarschijnlijk op gaat leveren. Daarbij is het springtij vandaag, dus dat belooft wat!
“Ik heb je advies opgevolgd en alvast een kamer geboekt in Seahouses voor vanavond,” vertel ik de hotelmanager als ik uitcheck. “Bij welk hotel?” informeert hij. “‘The Links’,” antwoord ik. De man kijkt me aan met een blik van: dat inferieure hotel? “Het is niet alsof ik veel keus heb hè,” zeg ik. “Ik ben al blij als ik een bed heb.” “Dat is waar,”, geeft hij toe. Ik heb mezelf de luxe van vooruit boeken toegestaan. Ook al gaat het in tegen mijn oorspronkelijke plan om zo min mogelijk van te voren vast te leggen, ik merk dat het zoeken van accommodatie me elke dag behoorlijk bezig houdt. Het geeft ook rust om me niet druk te hoeven maken over een slaapplek. Gewoon alleen maar wandelen.
Bij het ontbijt, dat door Alfie wordt klaargemaakt, praten we over onze achtergronden. Alfie vraagt over mijn thuis en werk. Dus vertel ik dat ik een man en zoon van 15 thuis heb en op het moment in between jobs ben. Dat klinkt beter dan gewoon plompverloren zeggen dat ik geen betaald werk heb. “Ah vandaar dat je nu deze wandeltocht maakt”, reageert hij. Alfie vertelt ook over een Nederlands echtpaar dat twintig jaar in hun straat heeft gewoond, maar vorig jaar noodgedwongen terug zijn gegaan naar Nederland vanwege de Brexit. “Echt zo zonde dat ze niet konden blijven. Ze hielden elk jaar de beste barbecue voor de hele straat!” We zitten al gauw een uur te praten. Maar ik moet nodig gaan wandelen!
De lach die vanmorgen op mijn gezicht verschijnt, is er de hele dag niet vanaf te krijgen. Ik ga door met mijn pelgrimage, yes! Mijn overtocht kan ik omboeken naar een week later. Ook al is de lucht grijs en het weer niet erg uitnodigend voor een wandeltocht, toch loop ik blij de middeleeuwse brug in Warkworth over om daarna rechtsaf te slaan richting het kustpad. De heuvel over richting het strand, de golfbaan en de zee om mijn wandeling over het kustpad te vervolgen.
Aan het eind van de weg is een splitsing, waar niet duidelijk is welke kant het NC opgaat. Er staat geen richtingaanwijzer, dus pak ik de kaart erbij. Er komt een vrouw aangelopen met een hond. “Kun je het vinden?” vraagt ze. “Ik zoek het kustpad, maar ik zie geen bordjes staan. Volgens de kaart…” Ze laat een minachtend geluid horen. “Bordjes! Daar kun je niet op vertrouwen hier, waardeloos! En stop die kaart ook maar weg. Ik wijs je de weg, loop maar met mij mee.” Dus loop ik een eindje met haar op naar het strand. We praten wat over honden en waar ik vandaan kom. Ze complimenteert mijn Engelse taalgebruik, wat ik meteen afwimpel door te wijzen op mijn Nederlandse accent. “Nou jullie spreken tenminste helder en duidelijk, dat kun je van de mensen hier lang niet altijd zeggen” reageert ze. Eerlijk gezegd moet ik haar wel gelijk geven, al is het een beetje pijnlijk. Ik heb geregeld moeite om de locals te verstaan, zo’n zwaar accent hebben ze. Ik vertel haar verder over mijn tocht, waar ze erg in geïnteresseerd is. Als we zijn aangekomen bij het punt waar het kustpad weer zichtbaar is, wijst ze: “Die kant moet je op. En ik zal je mijn telefoonnummer geven. Ik ben Diana. Als je ergens vast komt te zitten en geen accommodatie vindt, kom ik je met de auto ophalen en breng je naar een B&B. Ik woon in Alnwick, dus dit kustgedeelte is goed bereikbaar voor mij.” Wow, wat een hartelijk aanbod! Ik ben er gewoon ontroerd van. Met nieuwe energie vervolg ik mijn weg door de duinen langs de Warkworth golfclub.
Ik moet lachen om het bordje dat langs het pad staat Please take care. Danger of flying golf balls. Oppassen dus dat ik niet geraakt wordt door een vliegende golfbal. Ik app mijn vriendin in Nederland en grap dat als ze niks meer van me hoort, ik waarschijnlijk geraakt ben door een vliegende bal. Vandaag zal ik veel door zandduinen lopen, met als doel Church Hill, een hoog duin met een kruis er bovenop aan de monding van de rivier de Aln tegenover Alnmouth. Na de golfbaan volgt een wat uitgewoond stacaravan parkje. Twee dames met statieven op de schouder en verrekijkers om de hals kruisen mijn pad. “Zijn jullie naar iets bijzonders op zoek?” vraag ik. “Ja, zeker! In dit gebied is een shorlok gesignaleerd en we hopen er een glimp van op te vangen.” “O, wat spannend! Ik heb nog nooit van een shorlok gehoord.” “Gisteren waren we hier ook al, maar toen hebben we hem niet gezien. Vandaag is onze laatste kans. Vanavond moeten we weer terug.” reageren ze, terwijl ze langzaam verder lopen, gefocust op elk detail of bijzonder geluid. Terwijl ik verwoed op mijn mobiel zoek wat een shorlok eigenlijk is, staan ze opeens vol ingehouden opwinding stil: “Daar! Is dat er één?! Daar midden op het pad!” Behendig zetten ze hun statieven met telescoop neer. “Ja, het is een shorlok! Hij zit er, o wat is hij mooi!” Ze staan bijna te dansen achter hun telescopen.
Ondertussen heb ik mijn verrekijker uit mijn rugzak gevist en probeer erachter te komen wat voor vogel een shorlok is. Ik ken aardig wat vogels bij hun Engelse naam, maar deze zegt me niks. Door mijn verrekijker zie ik een lichtbruin vogeltje met mooie zachtgele banen op zijn koppie en een zwarte streep. “Is het geen cirlgors of een sijsje?” vraag ik. “Nee, nee, deze is veel zeldzamer.” Ik vraag hun de naam te spellen, terwijl ik het intyp. “Shore as in coast” zegt de ene. “Aha shore, ja natuurlijk, logisch” “En lok wordt gespeld als: l. a. r. k.” “O, een Lark!” Een leeuwerik. Met andere woorden: een shorelark – een strandleeuwerik. We zijn eruit, over onduidelijk Engels gesproken. Ondertussen wordt iedereen op het pad tegengehouden. Verder op het pad loopt de echtgenoot van een van de vogelaars. Hij maakt foto’s en houdt de mensen tegen aan de andere kant van de strandleeuwerik. Ik bewonder het vogeltje door mijn verrekijker. Hij hipt rustig, zich van geen opwinding bewust, over het pad. Na een minuut of tien vliegt hij weg en slaken de vogelaars een zucht van ontlading. Ze zijn heel blij dat hun zoektocht is geslaagd en dat ze even hebben kunnen genieten van hun vondst. Ik vind het leuk dat ik onverwachts ook eens een bijzonder vogeltje heb gezien en een nieuwe vogelnaam heb geleerd.
Een aantal jaar geleden heb ik de cursus Natuurgids bij het Instituut voor Natuureducatie gevolgd en ben ik natuurgids geworden. Vandaar dat ik altijd geïnteresseerd ben om iets nieuws te ontdekken in de natuur en heb ik vaak mijn verrekijker bij me. Ook nu ben ik steeds gespitst op vogels of andere dieren die ik om me heen zie of hoor, en mooie bomen, bloemen of vlinders. Thuis loop ik graag met mensen door de natuur om ze op details te wijzen of gewoon te genieten van wat er te horen, ruiken, voelen en zien is. Af en toe organiseer ik stiltewandelingen, maar helaas is dat, door corona allemaal stil komen te liggen.
In de verte kan ik met mijn verrekijker een beetje landinwaarts op een duin een kruis zien staan. Dat zal Church Hill zijn. Ik heb die plek als eerste doel van mijn pelgrimage gekozen, omdat het een ancient place of worship is. Een plek waar God al eeuwenlang wordt aanbeden. Ik houd van de notie dat het geloof al vele generaties doorgegeven wordt. Dat vind ik bijzonder om te ervaren, omdat het geloof tegenwoordig zeker niet meer vanzelfsprekend is. Mijn oudste zoon is agnost en mijn tweede zoon geeft zijn geloof in God op een andere manier vorm. Daarom vind ik het belangrijk, dat er in de kerk naar jongeren geluisterd wordt; dat ze de ruimte krijgen om hun geloof op een eigen manier vorm te geven. Ik respecteer de keuze van mijn zoon. Maar het raakt me toch, dat mijn kind een andere weg gaat. Diep in mijn hart voel ik dat zijn leven een basis mist. Ik gun hem een anker, zeker als hij door een moeilijke periode in zijn leven gaat. Ieder mens is tenslotte ten diepste alleen, waarvan ik geloof dat God de enige is, die die eenzame leegte kan vullen met Zijn liefdevolle aanwezigheid.
“Missie volbracht!” zeg ik zachtjes als ik bovenop de zandheuvel van Church Hill het kruis aanraak. Ook al is het grijs en miezerig weer, toch voelt het heel speciaal om hier te zijn. Er ligt een stenen plaquette aan de voet van het kruis. Door erosie is de inscriptie ‘Cuthbert 684 AD’ nauwelijks leesbaar. Cuthbert, een van de eerste monniken die in Northumberland het christelijke geloof bracht, heeft hier meer dan 1300 jaar geleden een plek gecreëerd en een kerkje gebouwd om de God van de Bijbel te aanbidden. Ik ga er even bij zitten en dank God dat ik deze plek heb bereikt en bid op deze eeuwenoude gebedsplaats speciaal voor de nieuwe generatie gelovigen. Ik bid om openheid en harten die luisteren naar hen en Gods stem; om de leiding van Gods Geest, dat we geen struikelblok zullen vormen. Ik zing ook een paar hymns, wat soms ook gezongen gebeden zijn. Maar ik vind het lastig om me hier buiten te concentreren, alleen al omdat er steeds mensen de heuvel op en af komen. Je hebt vanaf hier namelijk een prachtig uitzicht op Alnmouth, dat een paar honderd meter naar het noorden, aan de overkant van de Aln ligt.
Vroeger waren Church Hill met het kerkje erop en Alnmouth nog door een duin en weg met elkaar verbonden. Maar een hevige storm heeft in de 19de eeuw de loop van de rivier de Aln verandert, waardoor hij tussen het dorp en de kerkheuvel kwam te liggen. Nu wordt de heuvel aan de noordkant begrensd door de Aln, in het westen en zuiden omgeven door kwelders en aan de oostkant liggen duinen en de zee. Om in Alnmouth te komen, moet ik ruim 4 kilometer om de kwelderdelta heenlopen. Daar is namelijk pas een brug over de Aln.
Onderweg kom ik nog wat mensen tegen, waaronder een man, die vraagt hoe hij bij Church Hill kan komen. Hij komt al jaren in Alnmouth en kijkt altijd naar de overkant van de rivier en de heuvel met het kruis. Het was er nog nooit van gekomen om ernaartoe te lopen. Vandaag moet het gebeuren, ook al is het weer niet al te best. Op de kruising met de autoweg, waar ik rechtsaf moet, staat een vrouw te wachten. “Ja, ik wacht hier op mijn man” zegt ze plompverloren, “die loopt altijd zo langzaam.“ Ik kijk achterom en zie een man, die ik net heb ingehaald, moeizaam omhoog richting de weg lopen. “Ach iedereen heeft zijn eigen tempo hè” zeg ik. “Ja, maar als je niet doorloopt en je hart flink laat pompen, heeft het geen effect voor je gezondheid,” reageert ze. Daar ben ik het niet mee eens, dus zo beleefd mogelijk probeer ik: “Wandelen is altijd goed voor je, of je nu snel of langzaam loopt.” Later in Alnmouth, kom ik de wat oudere man weer tegen op een bankje langs de straat. Ik herken hem eerst niet, maar hij mij wel en hij spreekt me aan: “Ja, je zult wel denken, zit hij hier weer, maar ik heb zo’n last van jicht zie je, dus ik kan niet zo hard en mijn vrouw loopt graag stevig door, vandaar” hij maakt een verontschuldigend gebaar. “Nou, dan vind ik het al knap dat u überhaupt zo’n eind gelopen hebt,” zeg ik, “ongeacht de snelheid.”
Tijdens mijn lunch in de ‘Hope & Anchor’ boek ik alvast telefonisch een B&B adresje in Longhoughton, vlakbij Boulmer. Ik zou in de friary in Alnmouth kunnen overnachten, maar ik voel me zo bruisen van de energie dat ik graag verder wil lopen. Ik moet alleen wel wat cash pinnen, want de B&B heeft geen pinapparaat. De ober schudt zijn hoofd als ik hem vraag of er een pinautomaat in de buurt is, “Nee er is hier geen cashmachine.” Een oud mannetje heeft mijn vraag gehoord en reageert: “Bij de postoffice kun je wel cash halen”. Het postkantoortje verderop in de straat is eigenlijk een miniwinkeltje van twee bij twee meter. Met een rugzak op je rug kun je er nauwelijks in keren, zo klein en zo vol met allerlei etenswaren staat het. De toonbank is meteen postkantoor. “Kan ik hier geld opnemen met mijn bankpas?” vraag ik de postvrouw. “Ja hoor, dat kan.” Maar het werkt niet. Ze bekijkt mijn pasje. “Het komt omdat u een buitenlandse bankpas hebt”. “Dat klopt”, zeg ik “maar in de winkels werkt mijn pasje wel. Kan ik dan misschien extra geld terug krijgen als ik wat koop?” “Nee dat kan niet, want daarvoor is het postloket bedoeld.” “Ja, maar dat werkt niet met mijn pas.” “Nee, maar toch kun je geen extra geld krijgen, want het zijn twee gescheiden systemen.” Ondertussen is er een jonge man binnengekomen, daarmee is de winkel vol. Ik pak nog wat fruit en een broodje en leg die op de toonbank om te betalen. “Ik heb de cash nodig voor mijn volgende B&B adres.” Probeer ik nogmaals, een beetje gefrustreerd in een poging bij de dame achter de kassa, wat compassie te wekken. “Je kunt in Amble wel pinnen.” Zegt de man die net binnen kwam. “Ja, maar daar kom ik net vandaan, ik ga naar het noorden! Ik ben aan het wandelen en mijn volgende stop is Longhoughton.” O, daar heb je een grote Co-op met achterin een cashmachine. Daar kun je wel geld uit de muur krijgen” vertelt de man. Opgelucht stap ik even later het benauwde winkeltje uit en loop vrolijk verder langs de golfbaan van Alnmouth.
Omdat er een wat eentonig stukje kustpad volgt, denk ik na over wat ik vanmorgen in de Bijbel las, over de vrouw bij de Jacobsbron in Sichar. De vrouw vraagt waar God aanbeden moet worden: op hun heilige berg of in Jeruzalem? Jezus antwoordt dan in Johannes 4 vers 23 “Er komt een tijd, (…) dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.” Die woorden in Geest en in waarheid blijven haken. Dit Bijbelgedeelte en tekst raakt me, omdat het gaat over plekken waar je God kunt aanbidden. Wij doen dat over het algemeen in kerken en ik houd van oude kerkgebouwen. Ik zou het ontzettend zonde vinden als er steeds meer kerken dicht gaan of gesloopt worden. Maar het is nog maar de vraag of een volgende generatie die kerkdeuren open kan houden. Het kost veel geld en zal er nog een plaatselijke gemeenschap zijn die het op kan brengen? Dus wat houdt in Geest en waarheid allemaal in? In elk geval: overal, het maakt niet uit waar. God is niet meer aan een plaats gebonden, we kunnen hem overal aanbidden, ook hier, buiten bij de zee. Dat is heel laagdrempelig. Je hoeft als het ware alleen maar je hart op God te richten en je kunt contact maken. Zelfs praten is niet noodzakelijk. Onze geest verbonden aan Gods Geest, hoe bijzonder en tegelijk onvoorstelbaar. We hoeven bij wijze van spreken niet eens die fysieke vinger van Michelangelo uit te strekken naar God toe. In waarheid zit iets van echtheid en oprecht zijn. Je hoeft jezelf niet anders of mooier voor te doen dan je bent. Kom maar zoals je bent, als in de naakte waarheid. Maar het heeft ook te maken met de waarheid van God, denk ik. Hoe dan ook, duidelijk is wel dat onze kerkgebouwen niet per se de plek zijn, waar God aanbeden kan worden. Dat schept ook ruimte.
Terwijl ik zo loop te filosoferen, begint de zon te schijnen en komt Boulmer in zicht. Wat een pittoreske aanblik heeft dit nog actieve vissersdorpje. De boten liggen hoog opgetrokken op de kust te schitteren in de zon. Op de parkeerplaats aan de rand van het dorp zie ik een typisch Engels fenomeen: je parkeert je auto met de neus naar de zee en gaat vervolgens je krantje lezen, of je lunch opeten, of gewoon voor je uit zitten staren. In de auto. Het kan leuk zijn, maar ik heb toch liever een frisse neus en voel graag de wind door mijn haren.
Ik begin me vermoeid te voelen, maar heb er dan ook al ruim 15 kilometer opzitten. Dus rust ik even uit bij de Fishing Boat Inn (closed on mondays helaas!). Voordat ik mijn tanden op elkaar zet voor de laatste 3 kilometer over de lange rechte weg landinwaarts naar Longhoughton. En ook al houdt mijn linkerbeen me weer bezig, toch houd ik de moed erin en ben ik blij met het zonnetje.
Zodra ik de dorpsstraat van Longhoughton bereik, zie links van de weg het kerkje van St. Peter & Paul staan. Binnen ben ik op slag mijn vermoeidheid en pijn vergeten. Het is er wat donker door de smalle raampjes, maar er zijn lampen. Ik snuif de stoffige geur op die door de tien eeuwen oude muren worden vrijgegeven. Het altaar is eenvoudig met een mooi wandkleed met de tekens Alpha en Omega erop. Ik kniel neer en bid. Ik raak al snel de diepe, gevoelige snaren van mijn hart en laat de tranen in stilte stromen. Als er een andere bezoeker binnenkomt, ga ik weer naar buiten. Ik voel me vaak snel ongemakkelijk als er andere mensen de kerk in komen, dat is nog wel een dingetje, om dan ook mezelf te durven zijn. Chestnut Tree B&B is makkelijk te vinden in de straat tegenover de kerk. Daar word ik hartelijk ontvangen door Janet en Alfie. Het voelt als binnenkomen in een warm bad. Janet legt me het een en ander uit en ze nodigt me uit voor thee met cake als ik me op mijn kamer heb geïnstalleerd. Het is echt zo’n ouderwets gezellige B&B, met van die hoge springveer bedden. I love it!
In de woonkamer krijg ik thee met door Janet gebakken overheerlijke lemoncakejes, de open haard brandt. Eigenlijk is het helemaal niet koud buiten, zo rond de 15 graden, dus binnen is het daardoor erg warm. “Ja, we houden van warmte en de gezelligheid van een haardvuur”, zegt Alfie terwijl hij in een T-shirtje en korte broek rondloopt. Ze zijn net een maandje terug van een half jaar in Spanje, waar ze ook een huis hebben. Dat verklaart wat. Janet en Alfie moeten nog boodschappen halen en ik ga naar de Co-op. Die is, zoals alles in dit kleine dorpje, niet ver. Het is een redelijk formaat winkel met twee gangen van een meter of vijftien, maar om hem nu groot te noemen, zoals de man in het postkantoortje in Alnmouth zei, is wat anders. Het is maar waar je het mee vergelijkt natuurlijk. Maar hij had wel gelijk dat er een cashmachine is. Ik pin meteen wat extra, voor de bus, waar ik alleen cash kan betalen en ook voor de kerken, die ik bezoek. Hoewel je in sommige kerken tegenwoordig ook digitaal een donatie kan doen, heel handig!
’s Avonds voel ik me helemaal gelukkig in het zachte bed. Het herinnert me aan de goede oude tijd dat ik als kind op vakantie in precies zo’n bed lag in net zo’n warme en gezellige B&B. Voor ik in slaap val, bedenk ik me, dat nu ik verder ga lopen, ik wel wat dingetjes zal moeten kopen, waarvoor ik op verbruik van een week had gerekend. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat dat goed komt. Tot nu toe is het steeds goed gekomen als ik iets nodig had. Daarmee is mijn vertrouwen met sprongen gegroeid. Vertrouwen op God, in mezelf en in de goedheid en hulpvaardigheid van mensen. Wat is er mooier dan dat te kunnen ervaren?!
Om half 10 begint de dienst in St. Cuthbert’s. Voor Engelse begrippen aardig vroeg, de meeste diensten zijn om 10 of 11 uur, maar het is niet erg, want sinds ik langs het kustpad wandel, word ik elke ochtend rond half 8 wakker, dus alle tijd om ook nog even een ontbijtje te scoren. Als ik even na 8 uur de deur uitstap, is het stil in de straten van Amble. Gisteravond was het nog wat onrustig met lawaaierige pub bezoekers op straat, maar vanochtend heerst er een serene stilte. Zelfs de meeuwen, die ik elke dag wel hoor, hebben zich teruggetrokken. Er valt nu weinig voor ze te halen natuurlijk. Helaas is er ook voor mij weinig voedsel te scoren. Het enige zaakje dat open is, is de Newsagent, waar ik een kleffe bol kaas en tea-to-go koop. Een beetje verweesd loop ik daarmee een rondje door Amble, op zoek naar de kustpadroute die hier ergens langs de rivier de Coquet verder gaat.
Het is een zonnige zondagochtend en ik wandel een stukje richting Warkworth. Er is een afslag naar de Amble Marina, waar al meer mensen van de mooie ochtend genieten. Vandaar volg ik het smalle rivierpaadje (wat hier samenvalt met het kustpad) terug naar het centrum van Amble. Bij St. Cuthbert’s aangekomen, zie ik een paar mensen met mondkapjes op staan. Ik voel verschrikt in mijn zak. O, nee! Mijn mondkapje zit in mijn broekzak en vanmorgen heb ik mijn enige andere kledingset die ik bij me heb, aan: een lange trui met legging. Dus heb ik geen mondkapje bij me. Nu is dat ook geen verplichting meer, maar in sommige kerken of openbare ruimtes willen ze met mondkapjes op wat meer zekerheid bieden. Ik baal ervan. Er staat ook geen doos met wegwerp-mondkapjes bij de ingang. Ik verontschuldig me meteen, dat ik hem vergeten ben. “Geen zorgen”, zegt de vrouw bij de deur, “ga maar gewoon zitten, niks aan de hand.” Maar als ik zie dat iedereen de hele dienst lang het mondkapje ophoudt, en niet alleen bij verplaatsingen (wat gebruikelijk was in Nederland), voel ik me nog ongemakkelijker. Als ik me al geen gast voelde, voel ik me nu een vreemdeling van een andere planeet. Ik probeer me er overheen te zetten en te concentreren op wat er gezegd en gedaan wordt. De voorganger begint de dienst met de mededeling dat dit de laatste zondag is, waarin de 150-jarig-bestaan-feestelijkheden worden afgesloten. Daarom heeft hij een verrassing, de bisschop komt vandaag! Hij loopt naar achteren, doet een deur open en het is net of Sinterklaas wordt binnengeleid, compleet met mijter en staf. Ik moet een beetje grinniken om het typisch Engelse decorum. Maar de bisschop maakt meteen een grapje en laat zo ook de typisch Engelse houding zien, dat je het allemaal met een korreltje zout moet nemen.
De dienst laat ik over me heen komen. De organist, inderdaad dezelfde als gister, slaat zich kranig, maar duidelijk niet foutloos, door de muziek. Ik zing mee, lees mee, spreek de teksten uit waar dat van de gemeente gevraagd wordt, vier het Avondmaal, maar ergens wringt er iets. Ik erger me aan kleine dingen: waarom spreekt de ene vrouw die voorleest netjes bij de lessenaar in de microfoon en staat de ander voor in de kerk zonder microfoon letterlijk te schreeuwen. Al zijn er ook elementen die ik altijd waardeer in Engelse diensten: de afwisseling van personen die de dienst vormgeven: een voorlezer, een voorbidder, de bisschop die de preek doet. Allerlei mensen werken mee, daar houd ik van. Maar de preek van de bisschop, hoe lichtvoetig ook gebracht met een kwinkslag hier en daar, gaat grotendeels over mijn hoofd heen. Het avondmaal, hoe mooi ook om mee te beleven, voelt wat ongemakkelijk nu ik zonder mondkapje, tussen de gemaskerden door het gangpad naar voren moet.
Als ik na de dienst de kerk uitloop, voel ik me vooral verward. Ik had meer gemeenschapsgevoel verwacht, een stukje verbondenheid, omdat we hetzelfde geloof delen. Ik had verwacht me gesterkt te voelen in mijn geloof, of misschien geraakt, maar ik voel me geïrriteerd. Mijn overduidelijke vreemdelingschap heeft ook afstand gecreëerd. Daarbij vinden de kerkmensen hier het misschien ook lastig om met vreemde bezoekers om te gaan, net als wij in Nederland vaak. Het levert stof tot nadenken terwijl ik langs de Coquet rivier naar Warkworth wandel.
Ik merk dat mijn houding ten opzichte van de kerk ambivalent is geworden. Ik heb de kerk nodig om me te kunnen focussen op God en vind de gemeenschap met medegelovigen heel belangrijk, omdat je elkaar kunt bijstaan en scherp houden. Tegelijk voel ik steeds meer afstand tot de vormgeving van kerkdiensten en Bijbeluitleg. Dat proces is al een paar jaar gaande. Maar vooral tijdens de corona pandemie is het me steeds meer dwars gaan zitten. Ook het feit dat onze oudste zoon geen lid meer is van een kerk, speelt een rol. Ik voel me met hem verbonden en ben de dingen die in de kerk gebeuren daardoor met een kritischer bik gaan bekijken. Meer zoals een buitenstaander ernaar zou kunnen kijken. Ik krijg steeds meer moeite met de gereformeerde neiging om de Bijbel te verklaren en vast te leggen. Ik kan de weerstand, die ik daartegen ervaar, steeds moeilijker negeren. De grootste hobbel voor mij zit daar, waar de kerk claimt, als enige de juiste interpretatie van de Bijbel te weten. En dat vervolgens als waarheid van God verkondigen en uitleggen. Waar de tradities en regels bijna belangrijker zijn dan de Bijbel zelf. En vervolgens, als het ware op de troon van God gaan zitten om aan te wijzen wie er wel en wie er niet bij horen. Of wie bepaalde taken wel mag uitvoeren en wie niet. Dat maakt mij verdrietig en strijdt tegen alles waarvan ik geloof hoe God het heeft bedoeld en heilzaam is.
Nu de band met de kerk sinds de corona pandemie losser is geworden, merk ik dat mijn binding met de kerk is losgeraakt. De kerk was altijd mijn natuurlijke habitat. Kerkgang zat zo in mijn systeem, dat het normaal gesproken niet in me opkwam om niet te gaan. Maar tijdens de lockdowns moesten we verplicht thuisblijven. Dat was tegennatuurlijk, maar voelde tegelijk als een bevrijding. Opeens was er meer ruimte om zelf na te denken over wat ik geloof en hoe ik dat graag wil vormgeven. Laat de Bijbel zelf maar spreken, met niet teveel uitleg of interpretatie, denk ik nu vaak. En mag er alsjeblieft wat meer rust in een kerkdienst zijn, zodat ik zelf kan reflecteren op wat God in de Bijbel tot mij wil zeggen? Toen we afgelopen zomer weer naar de kerk mochten, merkte ik dat mijn hart er niet echt meer bij betrokken was en voelde ik afstand. Nu, tijdens mijn pelgrimage, ervaar ik dat gewoon stil zijn, knielen en bidden, zelf mediteren over een tekst of alleen een lied zingen mijn relatie met God zoveel meer versterkt. Dus daar wil ik in ieder geval mee doorgaan. Hoe dan verder met de kerk, als geheel en de diensten, daar ben ik nog niet uit.
Ondertussen loop ik Warkworth binnen, een schilderachtig stadje, waarvan het kasteel schitterend oprijst boven de monding van de rivier. Je ziet het al van verre liggen. Omdat ik vandaag niet verder over het kustpad loop, kan ik me uitleven op iets wat ik erg leuk vind, padvinderen: met de kaart in mijn hand probeer ik zo dicht mogelijk langs de Coquet rivier te blijven lopen. Dat is niet altijd makkelijk. Soms zijn paden niet toegankelijk, of staat er op de kaart wel een pad, maar is die er in werkelijkheid niet. Een paar keer moet ik daardoor over de steile rivieroevers omhoog klimmen en een gedeelte over de weg te lopen.
Het wordt helemaal leuk als ik dingen tegenkom, die je in Nederland niet vaak treft, zoals een ford, een doorwaadbare plaats in de rivier. Gelukkig ligt er ook een voetbrug naast, zodat ik met droge voeten naar de overkant kan. Als ik over smalle landweggetjes weer terugkeer naar Warkworth begint het te miezeren, dus trek ik mijn regenjas aan. Via de noordkant loop ik Warkworth weer binnen over een mooie Middeleeuwse brug.
Ik leun over de muur en kijk wat er onder me in de rivier gaande is. Er staat een reiger vlak onder de brug midden in de rivier naar vis te loeren. Een echtpaar komt van de andere kant over de brug aanlopen. Ze kijken ook even over de brugrand naar beneden. De vrouw spreekt me aan: “Je bent goed voor het weer gekleed.” “Ja, als je in Engeland gaat wandelen moet je op alle weersoorten voorbereid zijn, hè,” reageer ik. Zij zijn voor het eerst sinds anderhalf jaar een paar dagen op vakantie. Ze komen uit Londen, maar haar moeder woont in Sunderland en lijdt aan dementie, die heeft veel zorg nodig. Dus hebben ze haar tijdens de pandemie in huis genomen, anders konden ze niet voor haar zorgen. Gelukkig hebben ze geen covid gekregen. Ze vinden het erg mooi hier. Ook vragen ze belangstellend waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga. Ik vertel over mijn wandeltocht en dat ik ook de kerken langs de kust bezoek. “O, ja, daar houden wij ook zo van. Niet dat we religieus zijn”, zegt ze er meteen bij, “maar we houden van de serene sfeer. Durham Cathedral, ken je die? Die vinden we zo prachtig!” “Ja, daar ben ik een paar jaar geleden ook geweest en het is een van mijn favorieten!” reageer ik. “We woonden een gebedsdienst bij en vonden het zo bijzonder dat wij in een soort koepel van rust en vrede zaten”, vertelt ze verder, “terwijl de toeristen gewoon om ons heen liepen achter de pilaren.”
Die ervaring herken ik. Ik vind het ook bijzonder om de dagelijkse gebedscyclus in Britse kathedralen mee te maken. Ze gaan gewoon door, of er nu iemand is om mee te doen, of niet. Vaak inderdaad terwijl toeristen ook door de kathedraal lopen. Bijzonder vind ik ook de ervaring dat je als het ware wordt opgenomen in een eeuwenlange traditie van gebed. We staan al gauw een kwartier in de motregen te praten. “Je moet ook even in de St. Lawrence gaan kijken”, zegt zij, “Dat is een mooi kerkje, you’ll love it!” “Daar ga ik zeker naartoe.” zeg ik en voeg de daad bij het woord.
In de kerk klinkt zachte koormuziek. Er hangt een geur van opgebrande kaarsen. Een paar lampen branden en vlakbij de ingang is een gedachtenishoek ingericht met een ijzeren standaard waar kaarsjes branden en een paar stoelen bijstaan. Verder is het donker in de kerk. Hij is gebouwd in warm gele steen, die je hier veel ziet in de huizen en het kasteel. De kerk dateert uit de 12de eeuw en die eeuwenlange historie zie je in de verweerde muren en vloeren en voel je. Er is weinig opsmuk, met een eenvoudig altaar en een paar kleine gebrandschilderde ramen. Ik steek een kaarsje aan en kniel om te bidden. Al is het door de muziek wat moeilijker om me te concentreren.
Bij de ingang staat een banner met daarop vijf historische kerkjes, die langs de Northumberlandse kust staan, waaronder de St. Lawrence. De anderen staan allemaal ten Noorden van Alnmouth. Holy Trinity in Embleton; St. Ebba’s in Beadnell; St. Paul’s in North Sunderland bij Seahouses en St. Aiden’s in Bamburgh. Allemaal kerken, die hun deuren open zetten en bezoekers uitnodigen. Als ik de banner zie, voel ik mijn lijf tintelen van opwinding en daalt een zekerheid in mijn hart, dat ik die allemaal wil en ga bezoeken. Dat betekent verder gaan met mijn pelgrimage.
Eerst ga ik buiten op een bankje aan de rand van het oude kerkhof zitten met uitzicht op een paar prachtige taxusbomen vol met rode besjes om mijn geliefden thuis te bellen. Het is fijn om, na bijna een week hun stem weer te horen en even Nederlands te kunnen spreken. Gelukkig gaat het allemaal goed thuis en omdat Bert al had verwacht, dat ik langer zou willen blijven, vindt hij het geen probleem. We spreken af dat als ik de boot om kan boeken naar een week later, ik door ga. Als dat niet lukt, ga ik overmorgen terug naar Nederland. Het gesprek met thuis maakt dat ik daarna als op wolkjes loop. Ik ben erg dankbaar en besef dat het een voorrecht is om dit te kunnen doen en dat het thuisfront zo begripvol reageert. Maar vooral heb ik heel veel zin om door te gaan!
Ik duik de Hermitage Inn in voor een pot thee met een muffin. Vergenoegd zijg ik neer op een lange bank tegen de muur, waar allemaal kleine tafeltjes voor zijn geplaatst. Zodat er meerdere groepjes of stellen op de bank kunnen zitten. Links van mij zit een vrouw met een jongen een spelletje te doen – heel gezellig – en rechts van mij zit een wat ouder echtpaar allebei met een pint bier voor zich op tafel. Ik zet mijn rugzak, mijn trouwe reisgenoot, naast me op de bank. De vrouw rechts van mij kijkt af en toe mijn kant op.
Genieten van een lekker potje thee
Als mijn pot thee gebracht wordt, merkt ze op: “Die komt sneller, dan ons eten. Wij wachten al een tijdje.” Ik maak een verontschuldigend gebaar. Ze wijst naar mijn rugzak “Heb je een eind gelopen?” “Vandaag niet echt, maar deze week ben ik vanaf Newcastle langs de kust naar hier gelopen.” “Dat is knap, dat had ik nooit gedurfd.” reageert ze. “Ach”, relativeer ik, “je gaat gewoon lopen en je blijft lopen.” We spreken nog door over accommodaties. De enige reactie van haar man is steeds een knikje. Opeens wijst ze weer naar mijn rugzak en vraagt: “Are these all your worldly possessions – zijn dit al je wereldse bezittingen -?” Ik moet lachen “Nee, ik heb vandaag sowieso niet alles bij me, omdat ik vanavond terug ga naar mijn kamer in Amble en ik heb ook veel spullen thuis in Nederland. Maar voor deze week draag ik wel al mijn spullen met me mee, dus ja, het is zo’n beetje alles, wat ik bij me heb. Dat is best fijn en overzichtelijk. Eigenlijk kun je dan met heel weinig toe, is mijn ervaring.” “O, dat zou ik nooit kunnen”, zegt ze, “Ik heb wel twee koffers nodig voor een verblijf van een week.”
All my worldly possesions
Het gesprekje heeft me weer bewust gemaakt van het feit dat ik maar weinig spullen nodig heb. Ik kan prima toe met weinig kleding, of verzorgingsartikelen. Het maakt het leven een stuk eenvoudiger. Eigenlijk zijn veel bezittingen vooral ballast. Je maakt je er druk om, je moet er iets mee. Als je het niet hebt, hoef je er ook niet over na te denken. Voorop gesteld dat je voldoende hebt om van te leven. Met die gedachten keer ik terug naar mijn kamer in Amble en kijk uit naar het vervolg van mijn pelgrimage!
Endeavour to survive staat er op een bordje in de ontbijtzaal van de Amble Inn. Het raakt me, omdat het precies aangeeft hoe ik deze solotocht ervaar. Ik ben een pionier, een verkenner, ik moet dingen ondernemen om te overleven. Ik houd ontzettend van nieuwe plaatsen ontdekken met name in de natuur, nieuwe projecten opzetten, nieuwe mensen ontmoeten, en als het ware onontgonnen grond bewerken en zien hoe mooi het gaat worden. De laatste jaren is die ondernemende eigenschap in mij ondergesneeuwd geraakt.