Alnmouth en door

De lach die vanmorgen op mijn gezicht verschijnt, is er de hele dag niet vanaf te krijgen. Ik ga door met mijn pelgrimage, yes! Mijn overtocht kan ik omboeken naar een week later. Ook al is de lucht grijs en het weer niet erg uitnodigend voor een wandeltocht, toch loop ik blij de middeleeuwse brug in Warkworth over om daarna rechtsaf te slaan richting het kustpad. De heuvel over richting het strand, de golfbaan en de zee om mijn wandeling over het kustpad te vervolgen.

Brug over en rechtsaf naar de kust

Aan het eind van de weg is een splitsing, waar niet duidelijk is welke kant het NC opgaat. Er staat geen richtingaanwijzer, dus pak ik de kaart erbij. Er komt een vrouw aangelopen met een hond. “Kun je het vinden?” vraagt ze. “Ik zoek het kustpad, maar ik zie geen bordjes staan. Volgens de kaart…” Ze laat een minachtend geluid horen. “Bordjes! Daar kun je niet op vertrouwen hier, waardeloos! En stop die kaart ook maar weg. Ik wijs je de weg, loop maar met mij mee.” Dus loop ik een eindje met haar op naar het strand. We praten wat over honden en waar ik vandaan kom. Ze complimenteert mijn Engelse taalgebruik, wat ik meteen afwimpel door te wijzen op mijn Nederlandse accent. “Nou jullie spreken tenminste helder en duidelijk, dat kun je van de mensen hier lang niet altijd zeggen” reageert ze. Eerlijk gezegd moet ik haar wel gelijk geven, al is het een beetje pijnlijk. Ik heb geregeld moeite om de locals te verstaan, zo’n zwaar accent hebben ze. Ik vertel haar verder over mijn tocht, waar ze erg in geïnteresseerd is. Als we zijn aangekomen bij het punt waar het kustpad weer zichtbaar is, wijst ze: “Die kant moet je op. En ik zal je mijn telefoonnummer geven. Ik ben Diana. Als je ergens vast komt te zitten en geen accommodatie vindt, kom ik je met de auto ophalen en breng je naar een B&B. Ik woon in Alnwick, dus dit kustgedeelte is goed bereikbaar voor mij.” Wow, wat een hartelijk aanbod! Ik ben er gewoon ontroerd van. Met nieuwe energie vervolg ik mijn weg door de duinen langs de Warkworth golfclub.

Ik moet lachen om het bordje dat langs het pad staat Please take care. Danger of flying golf balls. Oppassen dus dat ik niet geraakt wordt door een vliegende golfbal. Ik app mijn vriendin in Nederland en grap dat als ze niks meer van me hoort, ik waarschijnlijk geraakt ben door een vliegende bal. Vandaag zal ik veel door zandduinen lopen, met als doel Church Hill, een hoog duin met een kruis er bovenop aan de monding van de rivier de Aln tegenover Alnmouth. Na de golfbaan volgt een wat uitgewoond stacaravan parkje. Twee dames met statieven op de schouder en verrekijkers om de hals kruisen mijn pad. “Zijn jullie naar iets bijzonders op zoek?” vraag ik. “Ja, zeker! In dit gebied is een shorlok gesignaleerd en we hopen er een glimp van op te vangen.” “O, wat spannend! Ik heb nog nooit van een shorlok gehoord.” “Gisteren waren we hier ook al, maar toen hebben we hem niet gezien. Vandaag is onze laatste kans. Vanavond moeten we weer terug.” reageren ze, terwijl ze langzaam verder lopen, gefocust op elk detail of bijzondere geluid. Terwijl ik verwoed op mijn mobiel zoek wat een shorlok eigenlijk is, staan ze opeens vol ingehouden opwinding stil: “Daar! Is dat er één?! Daar midden op het pad!” Behendig zetten ze hun statieven met telescoop neer. “Ja, het is een shorlok! Hij zit er, o wat is hij mooi!” Ze staan bijna te dansen achter hun telescopen.

De dames die de shorlok hebben gevonden

Ondertussen heb ik mijn verrekijker uit mijn rugzak gevist en probeer erachter te komen wat voor vogel een shorlok is. Ik ken aardig wat vogels bij hun Engelse naam, maar deze zegt me niks. Door mijn verrekijker zie ik een lichtbruin vogeltje met mooie zachtgele banen op zijn koppie en een zwarte streep. “Is het geen cirlgors of een sijsje?” vraag ik. “Nee, nee, deze is veel zeldzamer.” Ik vraag hun de naam te spellen, terwijl ik het intyp. “Shore as in coast” zegt de ene. “Aha shore, ja natuurlijk, logisch” “En lok wordt gespeld als: l. a. r. k.” “O, een Lark!” Een leeuwerik. Met andere woorden: een shorelark – een strandleeuwerik. We zijn eruit, over onduidelijk Engels gesproken. Ondertussen wordt iedereen op het pad tegengehouden. Verderop het pad loopt de echtgenoot van een van de vogelaars. Hij maakt foto’s en houdt de mensen aan de andere kant van de strandleeuwerik tegen. Ik bewonder het vogeltje door mijn verrekijker. Hij hipt rustig, zich van geen opwinding bewust, over het pad. Na een minuut of tien vliegt hij weg en slaken de vogelaars een zucht van ontlading. Ze zijn heel blij dat hun zoektocht is geslaagd en dat ze even hebben kunnen genieten van hun vondst. Ik vind het leuk dat ik ook eens een bijzonder vogeltje heb gezien en een nieuwe vogelnaam heb geleerd. En dat zo onverwacht.

Eidereenden die ik geregeld voor de kust zie zwemmen

Een aantal jaar geleden heb ik de cursus Natuurgids bij het Instituut voor Natuureducatie gevolgd en ben ik natuurgids geworden. Vandaar dat ik altijd geïnteresseerd ben om iets nieuws te ontdekken in de natuur en heb ik vaak mijn verrekijker bij me. Ook nu ben ik steeds gespitst op vogels of andere dieren die ik om me heen zie of hoor, en mooie bomen, bloemen of vlinders. Thuis loop ik graag met mensen door de natuur om ze op details te wijzen of gewoon te genieten van wat er te horen, ruiken, voelen en zien is. Af en toe organiseer ik stiltewandelingen, maar helaas is dat, door corona allemaal stil komen te liggen.

Alnmouth in de verte

In de verte kan ik met mijn verrekijker een beetje landinwaarts op een duin een kruis zien staan. Dat zal Church Hill zijn. Ik heb die plek als eerste doel van mijn pelgrimage gekozen, omdat het een ancient place of worship is. Een plek waar God al eeuwenlang wordt aanbeden. Ik houd van de notie dat het geloof al vele generaties doorgegeven wordt. Dat vind ik bijzonder om te ervaren. Doordat mijn oudste zoon geen lid meer is van een kerk en mijn tweede zoon zijn geloof in God op een andere manier vormgeeft, besef ik hoe belangrijk het is, dat er in de kerk naar jongeren geluisterd wordt; dat ze de ruimte krijgen om hun geloof vorm te geven. Ik respecteer de keuze van mijn zoon. Maar het raakt me toch, dat mijn kind een andere weg gaat. Diep in mijn hart voel ik dat zijn leven een basis mist. Ik gun hem een anker, zeker als hij door een moeilijke periode in zijn leven gaat. Ieder mens is tenslotte ten diepste alleen, waarvan ik geloof dat God de enige is, die die eenzame leegte kan vullen met Zijn liefdevolle aanwezigheid.

Bovenop Church Hill bij Alnmouth

“Missie volbracht!” zeg ik zachtjes als ik bovenop de zandheuvel van Church Hill het kruis aanraak. Ook al is het grijs en miezerig weer, toch voelt het heel speciaal om hier te zijn. Er ligt een stenen plaquette aan de voet van het kruis. Door erosie is de inscriptie ‘Cuthbert 684 AD’ nauwelijks leesbaar. Cuthbert, een van de eerste monniken die in Northumberland het christelijke geloof bracht, heeft dus meer dan 1300 jaar geleden hier een plek gecreëerd en een kerkje gebouwd om de God van de Bijbel te vereren. Ik ga er even bij zitten en dank God dat ik deze plek heb bereikt en bid op deze eeuwenoude gebedsplaats speciaal voor de nieuwe generatie gelovigen. Ik bid om openheid en harten die luisteren naar hen en Gods stem; om de leiding van Gods Geest, dat we geen struikelblok zullen vormen. Ik zing ook maar een paar hymns, omdat ik het lastig vind om me hier buiten te concentreren op een gebed, alleen al omdat er steeds mensen de heuvel op en af komen. Je hebt vanaf hier namelijk een prachtig uitzicht op Alnmouth, dat een paar honderd meter naar het noorden, aan de overkant van de Aln ligt.

Resten van een kapel die hier stond op het oude kerkhof op Church Hill

Vroeger waren Church Hill met het kerkje erop en Alnmouth nog door een duin en weg met elkaar verbonden. Maar een hevige storm heeft in de 19de eeuw de loop van de rivier de Aln verandert, waardoor hij tussen het dorp en de kerkheuvel kwam te liggen. Nu wordt de heuvel aan de noordkant begrensd door de Aln, in het westen en zuiden omgeven door kwelders en aan de oostkant liggen duinen en de zee. Om in Alnmouth te komen, moet ik 5 kilometer om de kwelderdelta heenlopen. Daar is namelijk pas een brug over de Aln.

Terugkijkend op het weggetje richting Church Hill

Onderweg kom ik nog wat mensen tegen, waaronder een man, die vraagt hoe hij bij Church Hill kan komen. Hij komt al jaren in Alnmouth en kijkt altijd van de overkant van de rivier naar de heuvel met het kruis, maar het was er nog nooit van gekomen om ernaartoe te lopen. En ook al is het weer niet al te best, vandaag moet het gebeuren. Op de kruising met de autoweg, waar ik rechtsaf moet, staat een vrouw te wachten. “Ja, ik wacht hier op mijn man” zegt ze plompverloren, “die loopt altijd zo langzaam.“ Ik kijk achterom en zie de man, die ik net heb ingehaald, moeizaam omhoog richting de weg lopen. “Ach iedereen heeft zijn eigen tempo hè” zeg ik. “Ja, maar als je niet doorloopt en je hart flink laat pompen, heeft het geen effect voor je gezondheid,” reageert ze. Daar ben ik het niet mee eens, dus zo beleefd mogelijk probeer ik: “Wandelen is altijd goed voor je, of je nu snel of langzaam loopt.” Later in Alnmouth, kom ik de wat oudere man weer tegen op een bankje langs de straat. Ik herken hem eerst niet, maar hij mij wel en hij spreekt me aan: “Ja, je zult wel denken, zit hij hier weer, maar ik heb zo’n last van jicht zie je, dus ik kan niet zo hard en mijn vrouw loopt graag stevig door, vandaar” hij maakt een verontschuldigend gebaar. “Nou, dan vind ik het al knap dat u überhaupt zo’n eind gelopen hebt,” zeg ik, “ongeacht de snelheid.”

Watervogels in de Aln, waaronder een wulp!

Tijdens mijn lunch in de ‘Hope & Anchor’ boek ik alvast telefonisch een B&B adresje in Longhoughton, vlakbij Boulmer. Ik zou in de friary in Alnmouth kunnen overnachten, maar ik voel me zo bruisen van de energie dat ik graag verder wil lopen. Ik moet alleen wel wat cash pinnen, want de B&B heeft geen pinapparaat. De ober schudt zijn hoofd als ik hem vraag of er een pinautomaat in de buurt is, “Nee er is hier geen cashmachine.” Een oud mannetje heeft mijn vraag gehoord en reageert: “Bij de postoffice kun je wel cash halen”. Het postkantoortje verderop in de straat is eigenlijk een miniwinkeltje van twee bij twee meter. Met een rugzak op je rug kun je er nauwelijks in keren, zo klein en zo vol met allerlei etenswaren staat het. De toonbank is meteen postkantoor. Ik vraag of ik geld kan opnemen en pak mijn bankpas. “Ja hoor, dat kan,” zegt de postvrouw. Maar het werkt niet. Ze bekijkt mijn pasje. “Het komt omdat u een buitenlandse bankpas hebt”. “Oké, maar in de winkels werkt mijn pasje wel. Kan ik dan misschien extra geld terug krijgen als ik wat koop?” “Nee dat kan niet, want daarvoor is het postloket bedoeld.” “Ja, maar dat werkt niet met mijn pas.” “Nee, maar toch kun je geen extra geld krijgen, want het zijn twee gescheiden systemen.” Ondertussen is er een jonge man binnengekomen, daarmee is de winkel vol. Ik pak nog wat fruit en een broodje en leg die op de toonbank om te betalen. “Ik heb de cash nodig voor mijn volgende B&B adres.” Probeer ik nogmaals, een beetje gefrustreerd in een poging bij de dame achter de kassa, wat compassie te wekken. “Je kunt in Amble wel pinnen.” Zegt de man die net binnen kwam. “Ja, maar daar kom ik net vandaan, ik ga naar het noorden! Ik ben aan het wandelen en mijn volgende stop is Longhoughton.” O, daar heb je een grote Co-op met achterin een cashmachine. Daar kun je wel geld uit de muur krijgen” vertelt de man. “O echt? Dat zou super zijn zeg!” reageer ik blij en betaal mijn boodschappen met mijn pinpas. Opgelucht stap ik het benauwde winkeltje uit en loop vrolijk verder langs de golfbaan van Alnmouth.

Soms is het pad onbegaanbaar, gelukkig kan ik dan over het strand verder

Omdat er een wat eentonig stukje kustpad volgt, denk ik na over wat ik vanmorgen las, over de vrouw bij de Jacobsbron in Sichar. De vrouw vraagt waar God aanbeden moet worden: op hun heilige berg of in Jeruzalem? Jezus legt uit dat op de in Johannes 4 vers 23 waar Jezus zegt “Er komt een tijd, (…) dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.” Die woorden in Geest en in waarheid blijven haken. Dit Bijbelgedeelte en tekst raakt me, omdat ik erg houd van oude kerkgebouwen. Ik zou het ontzettend zonde vinden als er steeds meer kerken dicht gaan of gesloopt worden. Maar het is nog maar de vraag of een volgende generatie die kerkdeuren open kan houden. Het kost veel geld en zal er nog een plaatselijke gemeenschap zijn die het op kan brengen? Dus wat houdt in Geest en waarheid allemaal in? In elk geval: overal, het maakt niet uit waar. God is niet meer aan een plaats gebonden, we kunnen hem overal aanbidden, ook hier, buiten bij de zee. Dat is heel laagdrempelig. Je hoeft als het ware alleen maar je hart op God te richten en je kunt contact maken. Je hoeft niet eens te praten. Onze geest verbonden aan Gods Geest, hoe bijzonder en tegelijk onvoorstelbaar. We hoeven bij wijze van spreken niet eens die fysieke vinger van Michelangelo uit te strekken naar God toe. In waarheid heeft iets in zich van echtheid en oprecht zijn. Je hoeft jezelf niet anders of mooier voor te doen dan je bent. Kom maar zoals je bent, als in de naakte waarheid. Maar het heeft ook te maken met de waarheid van God, denk ik. Hoe dan ook, duidelijk is wel dat onze kerkgebouwen niet per se de plek zijn, waar God aanbeden kan worden. Dat schept ook ruimte.

Boulmer

Terwijl ik zo loop te filosoferen, begint de zon te schijnen en komt Boulmer in zicht. Wat een pittoreske aanblik heeft dit nog actieve vissersdorpje. De boten liggen hoog opgetrokken op de kust te schitteren in de zon. Op de parkeerplaats aan de rand van het dorp zie ik een typisch Engels fenomeen: je parkeert je auto met de neus naar de zee en gaat vervolgens je krantje lezen, of je lunch opeten, of gewoon voor je uit zitten staren. In de auto. Het kan, maar ik kies toch liever voor een frisse neus en de wind door mijn haren.

Weg naar Longhoughton

Ik begin me vermoeid te voelen, maar heb er dan ook al ruim 15 kilometer opzitten. Dus rust ik even uit bij de Fishing Boat Inn (closed on mondays helaas!). Voordat ik mijn tanden op elkaar zet voor de laatste 3 kilometer over de lange rechte weg landinwaarts naar Longhoughton. En ook al houdt mijn linkerbeen me weer bezig, toch houd ik de moed erin en ben ik blij met het zonnetje.

St. Peter & Paul’s Church

Zodra ik de dorpsstraat van Longhoughton bereik, zie links van de weg het kerkje van St. Peter & Paul staan. Als ik binnenkom ben ik op slag mijn vermoeidheid en pijn vergeten. Het is er donker, want het oude kerkje heeft smalle raampjes. Ik snuif de stoffige geur op die door de tien eeuwen oude muren worden vrijgegeven. Het altaar is eenvoudig met een mooi wandkleed met de tekens Alpha en Omega erop. Ik kniel neer en bid. Ik raak al snel de diepe, gevoelige snaren van mijn hart en laat de tranen in stilte stromen. Als er een andere bezoeker binnenkomt, ga ik weer naar buiten. Ik voel me vaak snel ongemakkelijk als er andere mensen de kerk in komen, dat is nog wel een dingetje, om dan ook mezelf te durven zijn. Chestnut Tree B&B is makkelijk te vinden in de straat tegenover de kerk. Ik word hartelijk ontvangen door Janet en Alfie. Het voelt als binnenkomen in een warm bad. Janet legt me het een en ander uit en ze nodigt me uit voor thee met cake als ik me op mijn kamer heb geïnstalleerd. Het is echt zo’n ouderwets gezellige B&B, met van die hoge springveer bedden. I love it!

Eenvoudige kamer in Chestnut Tree B&B

In de woonkamer krijg ik thee met door Janet gebakken overheerlijke lemoncakejes, de open haard brandt. Eigenlijk is het helemaal niet koud buiten, zo rond de 15 graden, dus binnen is het daardoor erg warm. “Ja, we houden van warmte en de gezelligheid van een haardvuur”, zegt Alfie terwijl hij in een T-shirtje en korte broek rondloopt. Ze zijn net een maandje terug van een half jaar in Spanje, waar ze ook een huis hebben. Dat verklaart wat. Janet en Alfie moeten nog boodschappen halen en ik ga naar de Co-op. Die is, zoals alles in dit kleine dorpje, niet ver. Het is een redelijk formaat winkel met twee gangen van een meter of vijftien, maar om hem nu groot te noemen, zoals de man in het postkantoortje in Alnmouth zei, is wat anders. Het is maar waar je het mee vergelijkt natuurlijk. Maar hij had gelukkig wel gelijk: er is een cashmachine. Ik pin meteen wat extra, voor de bus, waar ik alleen cash kan betalen en ook voor de kerken, die ik bezoek. Hoewel je in sommige kerken tegenwoordig ook digitaal een donatie kan doen, heel handig!

Het nieuwe kustpad gedeelte waar ik nu loop

’s Avonds voel ik me helemaal gelukkig in het zachte bed. Het herinnert me aan de goede oude tijd dat ik als kind op vakantie in precies zo’n bed lag in net zo’n warme en gezellige B&B. Voor ik in slaap val, bedenk ik me, dat nu ik verder ga lopen, ik wel wat dingetjes zal moeten kopen, waarvoor ik op verbruik van een week had gerekend. Maar ik heb er alle vertrouwen in dat dat goed komt. Tot nu toe is het steeds goed gekomen als ik iets nodig had. Daarmee is mijn vertrouwen met sprongen gegroeid. Vertrouwen op God, in mezelf en in de goedheid en hulpvaardigheid van mensen. Wat is er mooier dan dat te kunnen ervaren?!

Coquet river walk

Om half 10 begint de dienst in St. Cuthbert’s. Voor Engelse begrippen aardig vroeg, de meeste diensten zijn om 10 of 11 uur, maar het is niet erg, want sinds ik langs het kustpad wandel, word ik elke ochtend rond half 8 wakker, dus alle tijd om ook nog even een ontbijtje te scoren. Als ik even na 8 uur de deur uitstap, is het stil in de straten van Amble. Gisteravond was het nog wat onrustig met lawaaierige pub bezoekers op straat, maar vanochtend heerst er een serene stilte. Zelfs de meeuwen, die ik elke dag wel hoor, hebben zich teruggetrokken. Er valt nu weinig voor ze te halen natuurlijk. Helaas is er ook voor mij weinig voedsel te scoren. Het enige zaakje dat open is, is de Newsagent, waar ik een kleffe bol kaas en tea-to-go koop. Een beetje verweesd loop ik daarmee een rondje door Amble, op zoek naar de kustpadroute die hier ergens langs de rivier de Coquet verder gaat.

Amble Marina aan de rivier de Coquet

Het is een zonnige zondagochtend en ik wandel een stukje richting Warkworth. Er is een afslag naar de Amble Marina, waar al meer mensen van de mooie ochtend genieten. Vandaar volg ik het smalle rivierpaadje (wat hier samenvalt met het kustpad) terug naar het centrum van Amble. Bij St. Cuthbert’s aangekomen, zie ik een paar mensen met mondkapjes op staan. Ik voel verschrikt in mijn zak. O, nee! Mijn mondkapje zit in mijn broekzak en vanmorgen heb ik mijn enige andere kledingset die ik bij me heb, aan: een lange trui met legging. Dus heb ik geen mondkapje bij me. Nu is dat ook geen verplichting meer, maar in sommige kerken of openbare ruimtes willen ze met mondkapjes op wat meer zekerheid bieden. Ik baal ervan. Er staat ook geen doos met wegwerp-mondkapjes bij de ingang. Ik verontschuldig me meteen, dat ik hem vergeten ben. “Geen zorgen”, zegt de vrouw bij de deur, “ga maar gewoon zitten, niks aan de hand.” Maar als ik zie dat iedereen de hele dienst lang het mondkapje ophoudt, en niet alleen bij verplaatsingen (wat gebruikelijk was in Nederland), voel ik me nog ongemakkelijker. Als ik me al geen gast voelde, voel ik me nu een vreemdeling van een andere planeet. Ik probeer me er overheen te zetten en te concentreren op wat er gezegd en gedaan wordt. De voorganger begint de dienst met de mededeling dat dit de laatste zondag is, waarin de 150-jarig-bestaan-feestelijkheden worden afgesloten. Daarom heeft hij een verrassing, de bisschop komt vandaag! Hij loopt naar achteren, doet een deur open en het is net of Sinterklaas wordt binnengeleid, compleet met mijter en staf. Ik moet een beetje grinniken om het typisch Engelse decorum. Maar de bisschop maakt meteen een grapje en laat zo ook de typisch Engelse houding zien, dat je het allemaal met een korreltje zout moet nemen.

Monding van de rivier de Coquet

De dienst laat ik over me heen komen. De organist, inderdaad dezelfde als gister, slaat zich kranig, maar duidelijk niet foutloos, door de muziek. Ik zing mee, lees mee, spreek de teksten uit waar dat van de gemeente gevraagd wordt, vier het Avondmaal, maar ergens wringt er iets. Ik erger me aan kleine dingen: waarom spreekt de ene vrouw die voorleest netjes bij de lessenaar in de microfoon en staat de ander voor in de kerk zonder microfoon letterlijk te schreeuwen. Al zijn er ook elementen die ik altijd waardeer in Engelse diensten: de afwisseling van personen die de dienst vormgeven: een voorlezer, een voorbidder, de bisschop die de preek doet. Allerlei mensen werken mee, daar houd ik van. Maar de preek van de bisschop, hoe lichtvoetig ook gebracht met een kwinkslag hier en daar, gaat grotendeels over mijn hoofd heen. Het avondmaal, hoe mooi ook om mee te beleven, voelt wat ongemakkelijk nu ik zonder mondkapje, tussen de gemaskerden door het gangpad naar voren moet.

Als ik na de dienst de kerk uitloop, voel ik me vooral verward. Ik had meer gemeenschapsgevoel verwacht, een stukje verbondenheid, omdat we hetzelfde geloof delen. Ik had verwacht me gesterkt te voelen in mijn geloof, of misschien geraakt, maar ik voel me geïrriteerd. Mijn overduidelijke vreemdelingschap heeft ook afstand gecreëerd. Daarbij vinden de kerkmensen hier het misschien ook lastig om met vreemde bezoekers om te gaan, net als wij in Nederland vaak. Het levert stof tot nadenken terwijl ik langs de Coquet rivier naar Warkworth wandel.

Ik merk dat mijn houding ten opzichte van de kerk ambivalent is geworden. Ik heb de kerk nodig om me te kunnen focussen op God en vind de gemeenschap met medegelovigen heel belangrijk, omdat je elkaar kunt bijstaan en scherp houden. Tegelijk voel ik steeds meer afstand tot de vormgeving van kerkdiensten en Bijbeluitleg. Dat proces is al een paar jaar gaande. Maar vooral tijdens de corona pandemie is het me steeds meer dwars gaan zitten. Ook het feit dat onze oudste zoon geen lid meer is van een kerk, speelt een rol. Ik voel me met hem verbonden en ben de dingen die in de kerk gebeuren daardoor met een kritischer bik gaan bekijken. Meer zoals een buitenstaander ernaar zou kunnen kijken. Ik krijg steeds meer moeite met de gereformeerde neiging om de Bijbel te verklaren en vast te leggen. Ik kan de weerstand, die ik daartegen ervaar, steeds moeilijker negeren. De grootste hobbel voor mij zit daar, waar de kerk claimt, als enige de juiste interpretatie van de Bijbel te weten. En dat vervolgens als waarheid van God verkondigen en uitleggen. Waar de tradities en regels bijna belangrijker zijn dan de Bijbel zelf. En vervolgens, als het ware op de troon van God gaan zitten om aan te wijzen wie er wel en wie er niet bij horen. Of wie bepaalde taken wel mag uitvoeren en wie niet. Dat maakt mij verdrietig en strijdt tegen alles waarvan ik geloof hoe God het heeft bedoeld en heilzaam is.

Coquet River

Nu de band met de kerk sinds de corona pandemie losser is geworden, merk ik dat mijn binding met de kerk is losgeraakt. De kerk was altijd mijn natuurlijke habitat. Kerkgang zat zo in mijn systeem, dat het normaal gesproken niet in me opkwam om niet te gaan. Maar tijdens de lockdowns moesten we verplicht thuisblijven. Dat was tegennatuurlijk, maar voelde tegelijk als een bevrijding. Opeens was er meer ruimte om zelf na te denken over wat ik geloof en hoe ik dat graag wil vormgeven. Laat de Bijbel zelf maar spreken, met niet teveel uitleg of interpretatie, denk ik nu vaak. En mag er alsjeblieft wat meer rust in een kerkdienst zijn, zodat ik zelf kan reflecteren op wat God in de Bijbel tot mij wil zeggen? Toen we afgelopen zomer weer naar de kerk mochten, merkte ik dat mijn hart er niet echt meer bij betrokken was en voelde ik afstand. Nu, tijdens mijn pelgrimage, ervaar ik dat gewoon stil zijn, knielen en bidden, zelf mediteren over een tekst of alleen een lied zingen mijn relatie met God zoveel meer versterkt. Dus daar wil ik in ieder geval mee doorgaan. Hoe dan verder met de kerk, als geheel en de diensten, daar ben ik nog niet uit.

Warkworth Castle aan de rivier de Coquet

Ondertussen loop ik Warkworth binnen, een schilderachtig stadje, waarvan het kasteel schitterend oprijst boven de monding van de rivier. Je ziet het al van verre liggen. Omdat ik vandaag niet verder over het kustpad loop, kan ik me uitleven op iets wat ik erg leuk vind, padvinderen: met de kaart in mijn hand probeer ik zo dicht mogelijk langs de Coquet rivier te blijven lopen. Dat is niet altijd makkelijk. Soms zijn paden niet toegankelijk, of staat er op de kaart wel een pad, maar is die er in werkelijkheid niet. Een paar keer moet ik daardoor over de steile rivieroevers omhoog klimmen en een gedeelte over de weg te lopen.

Doorwaadbare plaats (voor auto’s) in de Coquet rivier

Het wordt helemaal leuk als ik dingen tegenkom, die je in Nederland niet vaak treft, zoals een ford, een doorwaadbare plaats in de rivier. Gelukkig ligt er ook een voetbrug naast, zodat ik met droge voeten naar de overkant kan. Als ik over smalle landweggetjes weer terugkeer naar Warkworth begint het te miezeren, dus trek ik mijn regenjas aan. Via de noordkant loop ik Warkworth weer binnen over een mooie Middeleeuwse brug.

Warkworth

Ik leun over de muur en kijk wat er onder me in de rivier gaande is. Er staat een reiger vlak onder de brug midden in de rivier naar vis te loeren. Een echtpaar komt van de andere kant over de brug aanlopen. Ze kijken ook even over de brugrand naar beneden. De vrouw spreekt me aan: “Je bent goed voor het weer gekleed.” “Ja, als je in Engeland gaat wandelen moet je op alle weersoorten voorbereid zijn, hè,” reageer ik. Zij zijn voor het eerst sinds anderhalf jaar een paar dagen op vakantie. Ze komen uit Londen, maar haar moeder woont in Sunderland en lijdt aan dementie, die heeft veel zorg nodig. Dus hebben ze haar tijdens de pandemie in huis genomen, anders konden ze niet voor haar zorgen. Gelukkig hebben ze geen covid gekregen. Ze vinden het erg mooi hier. Ook vragen ze belangstellend waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga. Ik vertel over mijn wandeltocht en dat ik ook de kerken langs de kust bezoek. “O, ja, daar houden wij ook zo van. Niet dat we religieus zijn”, zegt ze er meteen bij, “maar we houden van de serene sfeer. Durham Cathedral, ken je die? Die vinden we zo prachtig!” “Ja, daar ben ik een paar jaar geleden ook geweest en het is een van mijn favorieten!” reageer ik. “We woonden een gebedsdienst bij en vonden het zo bijzonder dat wij in een soort koepel van rust en vrede zaten”, vertelt ze verder, “terwijl de toeristen gewoon om ons heen liepen achter de pilaren.”

Middeleeuwse brug over de Coquet rivier

Die ervaring herken ik. Ik vind het ook bijzonder om de dagelijkse gebedscyclus in Britse kathedralen mee te maken. Ze gaan gewoon door, of er nu iemand is om mee te doen, of niet. Vaak inderdaad terwijl toeristen ook door de kathedraal lopen. Bijzonder vind ik ook de ervaring dat je als het ware wordt opgenomen in een eeuwenlange traditie van gebed. We staan al gauw een kwartier in de motregen te praten. “Je moet ook even in de St. Lawrence gaan kijken”, zegt zij, “Dat is een mooi kerkje, you’ll love it!” “Daar ga ik zeker naartoe.” zeg ik en voeg de daad bij het woord.

St. Lawrence, Warkworth

In de kerk klinkt zachte koormuziek. Er hangt een geur van opgebrande kaarsen. Een paar lampen branden en vlakbij de ingang is een gedachtenishoek ingericht met een ijzeren standaard waar kaarsjes branden en een paar stoelen bijstaan. Verder is het donker in de kerk. Hij is gebouwd in warm gele steen, die je hier veel ziet in de huizen en het kasteel. De kerk dateert uit de 12de eeuw en die eeuwenlange historie zie je in de verweerde muren en vloeren en voel je. Er is weinig opsmuk, met een eenvoudig altaar en een paar kleine gebrandschilderde ramen. Ik steek een kaarsje aan en kniel om te bidden. Al is het door de muziek wat moeilijker om me te concentreren.

Bij de ingang staat een banner met daarop vijf historische kerkjes, die langs de Northumberlandse kust staan, waaronder de St. Lawrence. De anderen staan allemaal ten Noorden van Alnmouth. Holy Trinity in Embleton; St. Ebba’s in Beadnell; St. Paul’s in North Sunderland bij Seahouses en St. Aiden’s in Bamburgh. Allemaal kerken, die hun deuren open zetten en bezoekers uitnodigen. Als ik de banner zie, voel ik mijn lijf tintelen van opwinding en daalt een zekerheid in mijn hart, dat ik die allemaal wil en ga bezoeken. Dat betekent verder gaan met mijn pelgrimage.

Eerst ga ik buiten op een bankje aan de rand van het oude kerkhof zitten met uitzicht op een paar prachtige taxusbomen vol met rode besjes om mijn geliefden thuis te bellen. Het is fijn om, na bijna een week hun stem weer te horen en even Nederlands te kunnen spreken. Gelukkig gaat het allemaal goed thuis en omdat Bert al had verwacht, dat ik langer zou willen blijven, vindt hij het geen probleem. We spreken af dat als ik de boot om kan boeken naar een week later, ik door ga. Als dat niet lukt, ga ik overmorgen terug naar Nederland. Het gesprek met thuis maakt dat ik daarna als op wolkjes loop. Ik ben erg dankbaar en besef dat het een voorrecht is om dit te kunnen doen en dat het thuisfront zo begripvol reageert. Maar vooral heb ik heel veel zin om door te gaan!

Ik duik de Hermitage Inn in voor een pot thee met een muffin. Vergenoegd zijg ik neer op een lange bank tegen de muur, waar allemaal kleine tafeltjes voor zijn geplaatst. Zodat er meerdere groepjes of stellen op de bank kunnen zitten. Links van mij  zit een vrouw met een jongen een spelletje te doen – heel gezellig – en rechts van mij zit een wat ouder echtpaar allebei met een pint bier voor zich op tafel. Ik zet mijn rugzak, mijn trouwe reisgenoot, naast me op de bank. De vrouw rechts van mij kijkt af en toe mijn kant op.

Genieten van een lekker potje thee

Als mijn pot thee gebracht wordt, merkt ze op: “Die komt sneller, dan ons eten. Wij wachten al een tijdje.” Ik maak een verontschuldigend gebaar. Ze wijst naar mijn rugzak “Heb je een eind gelopen?” “Vandaag niet echt, maar deze week ben ik vanaf Newcastle langs de kust naar hier gelopen.” “Dat is knap, dat had ik nooit gedurfd.” reageert ze. “Ach”, relativeer ik, “je gaat gewoon lopen en je blijft lopen.” We spreken nog door over accommodaties. De enige reactie van haar man is steeds een knikje. Opeens wijst ze weer naar mijn rugzak en vraagt: “Are these all your worldly possessions – zijn dit al je wereldse bezittingen -?” Ik moet lachen “Nee, ik heb vandaag sowieso niet alles bij me, omdat ik vanavond terug ga naar mijn kamer in Amble en ik heb ook veel spullen thuis in Nederland. Maar voor deze week draag ik wel al mijn spullen met me mee, dus ja, het is zo’n beetje alles, wat ik bij me heb. Dat is best fijn en overzichtelijk. Eigenlijk kun je dan met heel weinig toe, is mijn ervaring.” “O, dat zou ik nooit kunnen”, zegt ze, “Ik heb wel twee koffers nodig voor een verblijf van een week.”

All my worldly possesions

Het gesprekje heeft me weer bewust gemaakt van het feit dat ik maar weinig spullen nodig heb. Ik kan prima toe met weinig kleding, of verzorgingsartikelen. Het maakt het leven een stuk eenvoudiger. Eigenlijk zijn veel bezittingen vooral ballast. Je maakt je er druk om, je moet er iets mee. Als je het niet hebt, hoef je er ook niet over na te denken. Voorop gesteld dat je voldoende hebt om van te leven. Met die gedachten keer ik terug naar mijn kamer in Amble en kijk uit naar het vervolg van mijn pelgrimage!

Bespiegelingen

Endeavour to survive staat er op een bordje in de ontbijtzaal van de Amble Inn. Het raakt me, omdat het precies aangeeft hoe ik deze solotocht ervaar. Ik ben een pionier, een verkenner, ik moet dingen ondernemen om te overleven. Ik houd ontzettend van nieuwe plaatsen ontdekken met name in de natuur, nieuwe projecten opzetten, nieuwe mensen ontmoeten, en als het ware onontgonnen grond bewerken en zien hoe mooi het gaat worden. De laatste jaren is die ondernemende eigenschap in mij ondergesneeuwd geraakt.

Bordje in het restaurant van de Amble Inn

Newbiggin – Creswell

Voor het eerst sinds ik ben gaan lopen langs de zee, staat de zon stralend aan een strakblauwe hemel. Het belooft een prachtige dag te worden. Vandaag wil ik over het kustpad tot Creswell lopen, zo’n 8 kilometer verderop om te zien, waar ik van daar, landinwaarts, accommodatie kan vinden. Ik voel me uitgerust en aardig hersteld van mijn gestrompel gister bij aankomst in Newbiggin. Ik neem me voor rust te nemen als mijn been zeer gaat doen, pushen werkt namelijk averechts. Een goede les voor vandaag!

Verrassingen

De zon is net opgekomen en staat schitterend boven de zee te stralen, als ik ’s ochtends uit mijn dakraam kijk. Boven de kust hangt een dik pakket wolken, maar aan de oostelijke horizon is de lucht helder en de zon verspreidt eronder een prachtig oranjerood licht. Na mijn eerste stevige Engels ontbijt van bacon & eggs, pak ik mijn rugzak, neem afscheid en steek de straat over naar de bushalte. Vandaag wil ik via Seaton Sluice en Blyth proberen in Newgiggin-by-the-sea te komen. Dat is namelijk een mooie kustplaats met veel overnachtingsmogelijkheden. Maar het is meer dan 20 kilometer lopen, dus neem ik voor een gedeelte de bus, ook om het industriegebied bij Blyth te omzeilen.

Opkomende zon vanuit mijn dakraam

Geduld in Withley Bay

In verband met Coronamaatregelen in Engeland moet ik me op de tweede dag na aankomst in Engeland laten testen op Covid-19. Dat kan in speciaal voor reizigers opgezette testlocaties, maar dat is voor mij geen optie, omdat ik dan naar het vliegveld moet. Bovendien zijn die tests al gauw €150. Ik heb ervoor gekozen om een zelftest te doen. Die moest ik laten opsturen naar het adres waar ik verblijf in Whitley Bay. Alleen, volgens de regelgeving mag de test pas worden opgestuurd op de dag dat je aankomt in het VK. Gisteren dus. Ik heb nog van alles geprobeerd of ze het niet een dag eerder konden opsturen, zodat het er zou zijn als ik aankom en ik er niet op hoef te wachten. Maar nee, dat kon niet, want dit zijn de regels. Deze extra regels plus het feit dat de bustransfers tussen de passagiers terminal in de haven en het station van Amsterdam CS zijn geschrapt, hadden er bijna voor gezorgd dat ik mijn reis cancelde. Het waren extra obstakels, die mijn onzekerheid vergrootten. Maar ik dacht: ik kan straks niet met mezelf leven als ik deze tocht nu niet ga ondernemen. Dan kom ik misschien niet meer uit de put, waar ik nu in zit. Dus heb ik met (soms letterlijk) knikkende knieën toch doorgezet. En wat ben ik daar nu blij mee!

Uitzicht vanuit mijn slaapkamerraam op St. Mary’s lighthouse

Vandaag ben ik iets minder blij, omdat ik moet wachten. Een oefening in geduld, wat niet mijn sterkste kant is. De testkit kan om 11 uur worden bezorgd, wat ik hoop, maar ook 4 uur vanmiddag. In het eerste geval kan ik daarna weer verder lopen, in het tweede niet. Afwachten dus. Op internet had ik gezien, dat er in een kerk vlakbij, St. Paul’s church om 10 uur een Communion service is, een Avondmaalsdienst. Het is een Anglicaanse, protestantse kerk. Het lijkt me mooi om zo aan het begin van mijn pelgrimage, een geestelijke versterking te ontvangen. Bovendien kan ik hiermee wachttijd vullen. Tijdens het half uurtje lopen naar St. Paul’s gaat mijn linkerbeen al pijn doen. Dus het is zo slecht nog niet, dat ik vandaag waarschijnlijk niet ver kan wandelen.

Whitley Bay met rechts achteraan de torenspits van St. Paul’s Church

Er is een kleine groep mensen aanwezig, vooral ouderen – niet verbazingwekkend op een woensdagochtend – en ik word hartelijk welkom geheten. Het is een korte plechtigheid met een vaste liturgie en gebeden. Na de viering nodigen ze me uit om samen met hen koffie of thee te drinken, achterin de kerk. Ze vragen waar ik vandaan kom en waarom ik hier ben. Ik vertel over mijn pelgrimage en mijn verlangen om kerken te bezoeken om daar stil te zijn en te bidden. Ook laat ik weten het bijzonder te vinden dat ik hier met onbekende gelovigen Avondmaal kan vieren en me zo in geloof verbonden voel met hen. De mensen reageren vooral op de praktische kanten: “Hoever denk je te gaan lopen?” “Ik wil in elk geval naar Alnmouth lopen”, antwoord ik. “O, daar is een friary – Franciscaans klooster “ reageert de voorganger “daar kun je ook overnachten als je wilt. Ze hebben gastenkamers.” Een oudere man vraagt: “Hoeveel heb je gisteren gelopen” Als ik zeg dat ik 15 kilometer heb gelopen, reageert hij met: “O, dat is niet heel veel.” Ik reageer een beetje geprikkeld dat het me niet om de kilometers gaat. Voor de doorgewinterde wandelaar is 15 kilometer misschien teleurstellend, voor mij, die normaal gesproken 10 kilometer zonder bepakking al ver vind, is het best een prestatie. Het gesprek kabbelt voort, maar bereikt helaas niet de diepere laag, waarop ik had gehoopt. We delen tenslotte het geloof in de God van de Bijbel, maar daar hebben we het niet over. Bij het afscheid wensen ze me een goede reis en de voorganger roept nog: “En kijk eens naar de lucht, Het is een prachtige dag!” Dat beaam ik “Ja, we zouden meer naar boven moeten kijken!“

Het is na 11 uur als ik terugloop naar het strand. Ik heb nog geen berichtje gekregen van Julia, de B&B-gastvrouw, dat mijn testkit is gearriveerd. Ik slenter wat rond over de boulevard en het strand en staar naar de zee, die in kalme, sierlijke krullen het strand oprolt. Ik heb alle tijd om langs de vloedlijn mooie steentjes en stukjes zeeglas te zoeken. Ook voel ik even met mijn handen aan het zeewater, de kou valt mee. Verlangend kijk ik steeds naar St. Mary’s Lighthouse dat bijna 4 kilometer verderop, aan de andere kant van de baai ligt te schitteren in de zon. Ik wil er zo graag naartoe! Met het verstrijken van elk uur, wordt mijn onrust sterker. Straks heb ik geen tijd meer om verder te lopen. Mijn neiging om me op zulke momenten in mezelf terug te trekken en iedereen te negeren, wat heel makkelijk is op een redelijk druk stadsstrand, steekt de kop op. Maar ik dwing mezelf op een gegeven moment om naast een oudere vrouw, die ook alleen is, op een bankje te gaan zitten en niet een ander, leeg bankje te kiezen. “Wat een mooi uitzicht heb je hier hè?” begin ik een gesprek. “Ja, prachtig” zegt de vrouw, “Mijn man en ik wonen in Sunderland en we zijn met de bus hierheen gekomen, want we wilden weleens een ander uitzicht zien,” lacht ze. “Dat kan ik me voorstellen. Ik loop het kustpad en het uitzicht verandert continu.” “Mijn man is naar St. Mary’s Island gelopen en zal zo wel bellen, dan gaan we weer terug.” “Zijn de busdiensten hier goed?” vraag ik. “Ja, ze rijden regelmatig en we konden hier makkelijk komen” zegt ze nog. Dan belt haar man en moet ze weg. Het korte gesprekje zet me aan het denken. Als lopen niet meer lukt vandaag, kan ik misschien een stukje de bus nemen om bij een volgend dorp te komen. Maar ik wil heel graag naar St. Mary’s Island en mijn benen jeuken om verder te lopen. Ik voel mijn frustratie verder oplopen.

Het is ondertussen al middag en ik zit hier nog steeds vast in Whitley Bay, hoe mooi ook, niet echt gelukkig te wezen. Als ik maar weer een rondje loop over het gras naar de promenade, het strand op naar de zee en weer terug de trap op naar de promenade, zie ik opeens een zaakje dat fietsen verhuurt. Dat brengt me op het idee om naar het vuurtoreneiland te gaan fietsen. Ik houd niet echt van fietsen, zeker niet in heuvelachtig terrein, maar het gaat wel sneller dan wandelen. Dus neem ik om half drie het besluit dat ik nog een nacht op hetzelfde adres zal blijven, en vandaag naar St. Mary’s Island en Seaton Sluice, het volgende dorp, zal fietsen. Morgen overbrug ik dat gedeelte dan met de bus. Gelukkig kan ik bij mijn B&B nog een nacht boeken en mijn rugzak daar achterlaten. Ik huur een fiets en voel me wat beter. Als ik net weg ben, appt Julia, dat het testpakket er is. Dat zal je altijd zien. Maar het zou toch al te laat zijn om nog een hele route te gaan lopen, dus ik leg me erbij neer.

St.Mary’s Island

De huurfiets voelt en trapt loodzwaar, zonder versnellingen – maar continu op de zwaarste stand – en sturen gaat moeizaam, kortom niet ideaal. Maar ik ben blij dat ik verder kan! Zo mooi als St. Mary’s Lighthouse vanmorgen nog stond te schitteren in de zon, zo grijs is het nu, maar dat kan me niet schelen, ik ben weer op weg. Gelukkig is het laag water, want je kunt alleen naar St. Mary’s Island als het eb is. Met mijn fiets rijd ik er over het betonpad naartoe. Op het eiland staan een paar huisjes en het vlaggenschip, de grote oude witte vuurtoren, die niet meer in gebruik is. Het eiland wordt beheerd door een plaatselijke natuurvereniging en er lopen vrijwilligers rond die me enthousiast wijzen op wat er te zien is. Omdat ik zelf ook twee weken vrijwilliger ben geweest in een klein natuurreservaatje van de Britse vogelbescherming, de RSPB,  herken ik het plezier om mensen te vertellen over al het wildlife dat er te zien is. Op de rotsen rondom het eiland liggen grijze zeehonden te rusten, of ze zwemmen rond in het water. Ze zien er nogal onbeholpen en koddig uit zoals ze op een rots liggen met hun kop naar beneden en zwaaiende vinnen.

Zwaaiende grijze zeehond

Ook beklim ik de vuurtoren. Het zijn 137 treden heb ik me laten vertellen, in een open ruimte van 46 meter hoog. Als ik bovenaan gekomen helemaal naar beneden kijk, voel me bibberig. Bovenin is een soort zolder met ramen. Hier brandde vroeger het vuurtorenlicht. Daar word ik getrakteerd op een fenomenaal uitzicht over de hele kust voorbij South Shields ten zuiden van de monding van de Tyne tot aan de rotsachtige kust bij Ashington, in het noorden. Met mijn verrekijker inspecteer ik alvast het volgende kustgedeelte wat ik morgen wil gaan lopen. Het gedeelte bij Seaton Sluice ziet er veelbelovend uit, een mooie kliffenkust, daar houd ik van! Ik geniet met volle teugen van deze toegift. Als ik vandaag verder had kunnen gaan met mijn kustpadwandeling, was ik waarschijnlijk niet de toren op gegaan. Dus stiekem ben ik blij met dit oponthoud.

Na een middagje zwaar fietsen en toren beklimmen heb ik zeker het gevoel dat ik iets gedaan heb vandaag. En ik ben blij, dat ik weer in een bekend bed kan kruipen. Daarmee kan ik het zoeken naar accommodatie nog een dagje uitstellen. Mijn geduld en aanpassingsvermogen is behoorlijk op de proef gesteld vandaag, maar ik had deze dag niet willen missen. Het heeft me geleerd creatief te zijn en vooral dat het belangrijk is open te blijven staan naar de mensen om me heen en mezelf niet terug te trekken.

Sowieso merk ik, dat ik het fijn vind om contact te maken met mensen op mijn pad nu ik alleen loop. Ik kan goed met mezelf opschieten, maar geregeld een gesprekje met een andere persoon, vind ik toch prettig. Voor mezelf, maar ook heb ik nu meer oog voor andere mensen. Dat is iets waar ik straks thuis alerter op wil zijn. Ook al heb ik zelf misschien geen behoefte aan een praatje, het kan voor iemand anders wel belangrijk zijn.

Kustgedeelte bij Seaton Sluice dat morgen op het programma staat

Het avontuur begint

Omdat het regent als we aankomen, zijn alle COP26-pelgrims in de aankomst terminal van DFDS druk bezig met regenpakken aantrekken. Ook ik trek snel mijn regenbroek en -jas aan en doe de regenhoes om mijn rugzak. Omdat ik op niemand hoef te wachten, loop ik als eerste de terminal uit, op weg naar het avontuur, mijn eigen pelgrimage. Zodra ik mijn eerste stappen op de natte straat zet, spoelt een gevoel van vrijheid door me heen. Yes! Die ongebondenheid is precies waarom ik hier wilde gaan lopen. De zekerheid dat ik de goede keuze heb gemaakt, ligt als een fundering in mijn hart. De keuze om alleen op pad te gaan, is eng, maar ook zo bevrijdend! Een groep is veilig en kan opbeurend zijn, maar het is ook een log en traag organisme en maakt je gebonden. In mijn eentje kan ik overal gaan en staan waar ik wil. Ik hoef met niemand rekening te houden. De adrenaline stroomt door mijn lijf: ik heb er ontzettend veel zin in! Al blijft het dagen regenen, ik laat me door niets of niemand meer tegenhouden.

Wegvaren

Varen is loslaten. Letterlijk laat ik de vaste grond onder mijn voeten los. En figuurlijk laat ik mijn dagelijks leven, werk, relaties, gezin, familie, enzovoorts achter. Op de dag van vertrek wil ik het liefst niet weggaan. Ik wil mijn geliefden niet achterlaten en alleen vertrekken. Het voelt doodeng, maar tegelijk ook opwindend, want ik weet niet wat er aan de overkant wacht.