Als ik wakker word, voel ik me moe en zo stijf als een hark. Allerlei spieren laten zich gelden, in m’n schenen, kuiten, rug en schouders, van sommige wist ik niet dat ik ze had. Gelukkig is de kust die ik vandaag wil bewandelen vooral vlak, dat scheelt.
Ik besluit een rondje te lopen, eerst over de weg in de richting waar ik gisteren het kustpad heb verlaten en dan via de kust weer naar het noorden naar Dunbar. Totaal iets van 9 km. Op deze manier hoef ik tenminste niet de hele tijd tegen dat wangedrocht van een kerncentrale aan te kijken, of de cement fabriek die er vlakbij staat. Door die twee gebouwen, had ik de vuurtoren van Barns Ness bij Whitesands niet eens gezien, hij valt er gewoon bij in het niet.
Naast de fabriek is ook een oude steengroeve, die nadat die is gesloten vol is gelopen met grondwater. Sindsdien is het een waar toevluchtsoord voor vogels, vlinders, insecten en andere wilde dieren geworden. Helaas zijn er niet veel plekken waar je ernaar kunt kijken, omdat het terrein ook nog gebruikt wordt voor de fabriek. Maar toch zie ik al heel wat vogeltjes vliegen, zoals puttertjes en huiszwaluwen, ook zie ik aan de overkant van de plas een groepje reeën op hun gemak grazen. Mooi om te zien hoe zo’n industrieel gebied weer overgenomen wordt door de natuur.
Ook op het strand (gedeeltelijk zand, stenen en rotsen) is genoeg te beleven. En al waait het vandaag een stuk minder hard, de golven zijn nog mega hoog en slaan met donderend geraas stuk op het land. Ik zie een groepje grote sternen op een paar stenen zitten en hoor ze ruziën omdat een van hen een visje in z’n bek heeft. Verder scharrelen er allerlei wadvogels langs de vloedlijn, scholeksters, tureluurs, meeuwen en zelfs een paar wulpen. Hun melodieuze rollende klanken bezorgen me altijd een opgewekt gemoed.
Als ik bij de golfbaan (pas op voor vliegende ballen) de hoek om ga, zie ik Dunbar alweer liggen met rechts daarvan in de verte, in de Firth of Forth, Bass Rock. Daar broeden in de zomer duizenden jan-van-genten en ook al zijn die nu uitgevlogen, toch zie ik er dagelijks wel een of meer vliegen. Omdat het mijn favoriete vogel is, word ik altijd blij als ik ze zie. Met hun 2 meter vleugel spanwijdte, zijn ze grote vogels die verrassend elegant van vorm zijn. Hun warm vanille kleurige kop constrastreert prachtig met hun lichte, blauwgrijze ogen. Verder is hun lijf wit wat weer geweldig afsteekt tegen de zwarte punten van hun vleugels. Hierdoor zijn ze goed herkenbaar. Met hun dolkvormige snavel duiken ze het water in om vis te vangen. Ik kan uren naar vissende jan-van-genten zitten kijken, hoe ze zich soms met een snelheid van tegen de 100 km/u in zee storten om vervolgens met een vis in de bek weer boven te komen. Of zonder en dan volgt een herhaling van de jacht.
Terug in Dunbar bezoek ik het geboortehuis van John Muir, eigenlijk de eerste natuur activist en conservator, die leefde in de 19de eeuw. Opgegroeid in Dunbar, maar op zijn elfde verhuisd naar Amerika, waar hij o.a. de aanzet gaf voor de oprichting van het eerste nationale (beschermde) natuurpark, het Yosemite National Park in Californië. Hij was een bijzondere, gedreven man en multitalent! Wat me emotioneert zijn de quotes van hem, die je overal in het museum tegen komt, bijvoorbeeld op de ramen. Het raakt me, omdat ik mijn eigen liefde voor de ongerepte natuur en het vinden van God daarin herken. Net als hij bewandel ik het liefst paden waar geen (of weinig) mensen komen en kan ik intens genieten van de pure schoonheid en stilte van wilde gebieden en daar een diepe vrede ervaren, waarvan ik geloof dat die van God komt.
Vorig jaar, tijdens mijn eerste kust wandeltocht heb ik aan den lijve ervaren hoe helend en versterkend de natuur is voor mijn ziel en lichaam. Bevrijdend ook. De menselijke cultuur is vaak inperkend, en wil met regelgeving het leven modelleren en sturen. De wilde natuur heeft een oneindige weidsheid in zich, en zeker bij de zee ervaar ik die heel sterk. Hij bevrijdt mijn geest, ontspant en geeft me ruimte. Ook is alles in de natuur met elkaar verweven, volgens een vernuftige kringloop. Zolang wij ons, als mensen daar niet mee bemoeien, gaan die processen gewoon hun eigen mysterieuze gang.
In de natuur komt het leven, zoals het komt en deal ik met wat er op mijn pad komt. De natuur oordeelt niet en ik mag er zijn wie ik ben, zonder me anders of mooier voor te hoeven doen. De wind waait waarheen hij wil en ik mag volgen waar de wind mij brengt. Daar vind ik ook de vrede van God. Hij heeft ons niet voor niks de natuur gegeven om in te leven, daarin gedijen we het best.
Na het museumbezoek wil ik de indrukken even laten bezinken en loop ik over de mooie esplenade aan de noordkant van Dunbar. Het uitzicht op het gebied waar ik morgen naartoe hoop te gaan over de wilde zee is schitterend. En toch voel ik me wat verloren in deze, meer stedelijke omgeving. Het is lastiger om contact te maken met mensen. Ook al groet ik zelf, mensen lijken dwars door me heen te kijken. In de natuur voel ik me zelden eenzaam, maar juist relaxed en als ik mensen tegenkom, maak ik makkelijk contact. Nu mis ik dat. Hoe bijzonder is het dan dat ik tijdens het avondeten in een pub een Nederlands stel ontmoet. Zij gaan ook over het Schotse kustpad lopen, maar dan in zuidelijke richting. We hebben zo’n leuk gesprek en vinden herkenning bij elkaar, dat ik het nare eenzame gevoel weer helemaal kwijt raak. Ik ervaar daarin Gods zorg voor mij en dat maakt me dankbaar.
Als prachtige afsluiting van de dag geniet ik vanaf de batterij (een fort achtige constructie die op een landtong voor de haven in zee ligt) van de ondergaande zon en de golven die woest op de havenmuur afstormen. Geweldig! En ernaast, in een speciale tuin met bijzondere planten staat een bordje ’thriving on salt’ just like me…
Mooi hoe je je belevenissen en je gedachten beschrijft. Gods aanwezigheid klinkt er telkens in door. Je schrijft zo dat het lijkt of ik er ook bij ben. Echt knap!
Benieuwd naar morgen!
Dankjewel!
Fijne dag morgen, hoop dat je de wind in de rug hebt.