Krijsende meeuwen voor mijn raam maken me ’s ochtends wakker. Het klinkt weemoedig in mijn oren, want mijn tijd hier zit er bijna op. Elke dag hebben de meeuwen me gezelschap gehouden, dat geeft toch een band. Als ik het gordijn opentrek, schijnt de ochtendzon warm oranjerood in mijn gezicht.
Het huis slaapt nog als ik tegen half negen zachtjes de deur uit ga. Maar onderaan Coronation Park langs de Tweed hoor ik dat er een ochtendconcert aan de gang is. Prachtige klanken van wulpen, meeuwen, kieviten, kraaien en ander spul rollen door de stille lucht tegen de steile oever. Genietend luister ik ernaar, maar ik moet een beetje voortmaken, want ik moet nog eten kopen voor onderweg. Vandaag ga ik de Schotse grens over, langs een ruig stuk kust. Ik neem het advies van Jill van de Holy Island Postoffice ter harte en pak eerst de bus naar Schotland, het verste punt, om vervolgens terug te lopen naar Berwick. Het is ongeveer een kilometertje of 10 over het kustpad, schat ik in. Net over de grens bij Lamberton laat ik me afzetten. Ik kan het eigenlijk niet geloven dat ik nu, binnen 2 weken nadat ik ben gaan kustwandelen, in Schotland ben. Hoe heb ik dat gedaan?
Het is bewolkt als ik bij het kustpad aankom. Op een kleine parkeerplaats vlak voor het pad, stapt net een man van middelbare leeftijd uit zijn auto, met rugzak, wandelschoenen en een verrekijker om zijn nek, duidelijk klaar voor een wandeling. Hij schrikt op als ik hem goedemorgen wens. Hij dacht dat hij hier alleen was, want dit is een nogal afgelegen en verlaten stukje kustpad. “Weet jij ook wat van het bos project?” vraagt hij plompverloren. Het bordje van the wood project had ik ook net zien staan, maar ik weet er net als hij niks vanaf. Bovendien is er weinig bos te bekennen hier. “Misschien gaan ze dat nu planten?” Doe ik een suggestie. “Ja, misschien”, reageert hij. “Ik ben erg geïnteresseerd in natuurherstel. Een vriend van mij is bezig met een herbossingsproject in Zuid-Schotland, vandaar.” Hij legt me uit waar precies. Ik vertel dat ik het kustpad loop en verder niet veel weet over natuurherstel. “Interessant dat je het kustpad loopt. Daar denk ik ook weleens over om te gaan doen,” zegt hij. “Vind je het goed als ik een stukje met je mee loop? Ik ben trouwens Hamish”
Ik stel me ook voor en vertel dat ik naar het zuiden loop, dus als hij dat ook van plan is, vind ik het prima. “O, dat maakt me niet uit,” reageert hij. “Ik hoop in elk geval wat zeevogels te spotten hier bij de kliffen, misschien een jan-van-gent of een alk ofzo.” Ik wil niet vervelend doen, maar om zijn verwachtingen wat temperen, leg ik uit dat de kans om alken e.d. te zien erg klein is. Die vogels komen eigenlijk alleen naar de kust om te broeden in de zomer, de rest van de tijd leven ze op zee. Je ziet nu vooral meeuwen, aalscholvers, scholeksters en strandlopertjes. Ook mooi, maar misschien iets minder speciaal. We kuieren zo een stukje verder en ik probeer goed om me heen te kijken en van het uitzicht te genieten. Ik baal een beetje, dat ik dit nieuwe kustgedeelte niet rustig in me op heb kunnen nemen, zoals ik ondertussen gewend ben te doen. Hamish is vastbesloten om vogels te spotten en zegt, terwijl we bovenaan een hoge klif staan: “Beneden, op het strand heb ik misschien meer kans om vogels te zien.” Ik kijk hem even aan, hij zal toch niet van plan zijn om over deze steile kliffen naar beneden te klauteren? Dat is gekkenwerk! “Het is maar de vraag of je daar meer vogels kunt zien”, zeg ik hopend hem van het idee af te brengen. “En hier kun je sowieso niet naar beneden toe!”
Maar even later zien we een bordje met een pijl naar beneden met Cuddy Trail erop. Het verwijst naar een paadje van het klif af naar het strand, waar vroeger ezels – cuddies in het Schots – overheen liepen. Zij brachten kool of vis naar boven van de kolenmijnen of vissersboten onderaan de kliffen. Hamish slaat af naar het strand, en ik ben blij dat ik weer alleen ben. Ik steek de grens over tussen Schotland en Engeland. Het is een groots moment voor mij, alsof ik in het beloofde land ben aangekomen. Ik heb Schotland gehaald!
De ruigte en eenzaamheid van dit landschap trekken me. Ik zou heel graag verder willen wandelen naar het noorden. De zon begint een beetje te schijnen en verlicht het hoogste klif dat ik in de verte kan zien liggen. Daar ga ik op een dag overheen lopen, beloof ik mezelf.
Ik denk na over de schoonheid van deze ruige natuur. Een paar dagen terug las ik in psalm 19: “De hemel verhaalt van Gods majesteit, het uitspansel roemt het werk van zijn handen, de dag zegt het voort aan de dag die komt, de nacht vertelt het door aan de volgende nacht. Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord, het is een spraak zonder klank. Over heel de aarde gaat hun stem, tot aan het eind van de wereld hun taal.” Dat is hoe ik God ook ervaar, zonder woorden, zonder spraak, in de stilte. Maar wel in een overvloed aan zichtbare en tastbare voorstellingen, zoals hier in de schitterende natuur. God biedt me in zijn schepping oneindig veel opwekkende en kalmerende sensaties op een presenteerblaadje. Het zou zonde zijn om dat te negeren. Als ik zie hoe fantastisch mooi alles is en al het leven op elkaar is afgestemd. Dan kan ik me alleen maar verwonderen en voel ik me klein. Wie ben ik nou helemaal in dit grote universum? Wat zullen mijn gedachten of theorieën af of toe doen aan Gods werk? En toch… toch voel ik God zo dichtbij, zo onder mijn huid en ervaar ik zijn liefde voor mij persoonlijk zo diep in mijn ziel. Die onbevattelijke grootsheid en tegelijkertijd die microbetrokkenheid op mij als individu, ieder mens en dier, dat getuigt van zo’n totaal andere orde, dat ik niet anders kan, dan er in eerbied voor buigen.
Vanuit de grond van mijn hart zeg ik even later op een kliftop de tekst mee met de Daily prayer app. “Geprezen bent u, Heer, God van Israël voor altijd en eeuwig. U Heer, bent groots en machtig, vol luister, roem en majesteit. Alles in de hemel en op aarde behoort u toe. Heer, u bezit het koningschap en de heerschappij. (..) Daarom danken wij u, onze God en prijzen uw luisterrijke naam!”
Ik voel me zo dankbaar dat ik hier op een klif zit en helemaal tot over de grens met Schotland heb gelopen. Misschien is het genoeg om te ervaren dat God dichtbij me is, van mij houdt en mij leidt. Kan dat het doel zijn van mijn leven? Leven met en voor God? Is dat genoeg? Zoals het lied You say van Lauren Daigle zegt: ‘In You I find my worth, in You I find my identity’. Mijn hart zegt voluit “Ja! Zeker!”, mijn hoofd weifelt.
Ik blijf maar steeds achterom kijken als ik verder wandel, naar de ruige kusten van Schotland. De zon begint steeds uitbundiger te schijnen, waardoor alles er nog aantrekkelijker uitziet. De rotskust is ook hier, vlakbij Berwick prachtig met een natuurlijke poort in de rotsen en een losstaande klip. Er zijn grotten onderaan de kliffen bij het strand. Zoveel natuurschoon, maar toch voelt het alsof er langzaam een deurtje dichtgaat in mijn hart. Ik registreer het, maar het dringt niet echt meer door. Ik denk dat mijn hart is achtergebleven in Schotland.
Ik kom een mannetje tegen, die me op al het moois wijst. Hij woont vlakbij en komt hier vaak. “Dit is het mooiste stuk kust van heel Engeland en Zuid-Schotland. Geen dag is hetzelfde!” zegt hij vol vuur. “Het is hier inderdaad prachtig en zo heerlijk stil,” reageer ik. “Ja, daar houd ik ook van. Hier kun je tenminste rustig nadenken,” zegt hij. Ik ben een beetje jaloers op hem, dat hij in deze mooie omgeving woont. Of zou het wennen en gewoon worden? Voor hem niet in elk geval. En ik denk dat ik ook nooit genoeg zou krijgen van de stilte, de kliffen en de zee.
Dichterbij Berwick tref ik steeds meer mensen op mijn pad en mijn tempo gaat omlaag. Ik slof langs de golfbaan en let niet goed op. Daardoor duurt het even voordat ik zie dat een man langs de baan staat te zwaaien en te roepen, omdat hij een bal wil gaan slaan. Dus haal ik mezelf weer bij de les. Op een caravanpark kom ik allerlei vrolijke mensen tegen, die uitgelaten genieten van hun vrije, zonnige zondag. Het voelt alsof ik op een filmset loop zonder dat ik een rol heb. Op het eerste lege bankje dat ik tegenkom, plof ik neer. De wetenschap dat mijn tocht nu bijna voorbij is, maakt me verdrietig en moe. Mijn lijf schreeuwt me toe: ‘Blijf hier! Ga niet verder!’.
Na een tijdje wandel ik Berwick weer in. Het is druk in de straten en de restaurants zijn vol. Iedereen lijkt te hebben besloten om buitenshuis van een zondagse lunch te gaan genieten. Gelukkig vind ik nog een klein vrij hoekje in een druk restaurantje, om een lekkere pie te eten. Waarna ik verder loop langs de rivier de Tweed. Daar is het nu heerlijk toeven in de zon.
Op een bankje probeer ik wat te lezen, maar ik kan me niet goed concentreren. Omdat ik het Castle vale park, een parkje aan de oostkant van het station, nog niet heb bezocht, besluit ik daar naartoe te gaan. Het ligt op een helling – net als Coronation park aan de westkant van het station. De entree vanaf het rivierpad is steil en donker door een dicht bladerdak en komt uit bij een mysterieus ogende vijver. Daarna opent het park zich in fraai aangelegde roos- en rotstuinen. Er zijn prieeltjes gemaakt om van het mooie uitzicht op de Tweed en de spoorbrug te genieten. Een man zit op een muurtje in de zon een boek te lezen met een glas wijn in zijn hand. Er gaat een benijdenswaardige ontspannenheid uit van het tafereel. Het maakt dat ik me ontheemd voel, alsof ik zweef tussen twee werelden, de vrije van het kustpad en de meer gebonden, maar ook met liefde en warmte gevulde wereld van een vaste plek, thuis. Het liefst zou ik die twee willen samenvoegen…
Omdat ik ruim de tijd heb, ben ik driekwartier voor aanvang van de Evensong in de Holy Trinity Church. Het koortje is nog aan het oefenen, dus schuif ik stilletjes op de achterste bank. De dirigent, die naar achter loopt om de lichten aan te doen, begroet me. “Je mag blij zijn dat ze de verwarming weer gemaakt hebben, want een week geleden was je hier bijna doodgevroren”, zegt hij zonder duidelijke aanleiding. Ik grinnik om de maffe opmerking, het is niet eens echt koud buiten. De dirigent blijkt ook de organist tijdens de dienst. Lastig is dat driekwart van het koor hem niet kan zien. De Preces & Responses en op chant gezongen psalmen klinken wat rommelig. Toch waardeer ik het dat ik erbij kan zijn en tijdens de dienst mee kan doen met de uitgesproken teksten en gemeentezang. Na afloop blijf ik niet dralen, om een praatje te maken. Het is mooi geweest en goed zo. Ik ga weer naar huis. Morgen met de trein en de boot terug, dan laat ik dit vrije, onbezorgde leven langs de zee weer los. Tot een volgende keer.