Het laatste stuk van het Northumberland Coastpath (NC) is vandaag mijn traject. Ik krijg er een wat weemoedig gevoel bij. Gisteravond heb ik de dienstregeling van de bus en de kaart bestudeerd en besloten dat ik mij laat afzetten in Cheswick. Vandaar loop ik naar de kust en het laatste deel kustpad naar Berwick, grofweg zo’n 11 à 12 kilometer. Aansluitend wil ik in Berwick zelf nog een stadswandeling doen, want het is een mooi stadje met veel historie.
’s Ochtends sluip ik om half negen het huis uit. Iedereen slaapt nog, maar dat vind ik niet erg. Ik ga graag een beetje mijn eigen gang, zonder steeds te moeten uitleggen wat ik ga doen en waarheen. Maar eerst moet ik ergens een ontbijtje scoren. Gisteravond heb ik Berwick al een beetje verkend. Het is niet groot, gedeeltelijk op een heuvel gebouwd, met een doorgaande weg door het centrum, Marygate, waar de meeste winkels aan liggen. Dominerend is de Clocktower die hoort bij het oude stadhuis van de stad.
Een aantal duidelijk herkenbare wandelaars (aan rugzakken, petjes, e.d. te zien) drentelen heen en weer als ik bij het station kom. Ik vraag aan een stel dames of ze ook de bus naar het zuiden nemen. “Ja, inderdaad,” zegt een van hen. “We willen een stuk van het kustpad gaan lopen vanaf Beal.” “Wat leuk!” reageer ik, “ik ga ook een stuk kustpad lopen. Maar vanaf Beal is best ver!” “Ongeveer 18 kilometer” zeggen ze wat onzeker, wat eigenlijk een redelijke afstand is voor een geoefende wandelaar. “Vanaf waar ga jij lopen?” vragen ze mij. “Ik start vandaag in Cheswick. Ik heb al een heel eind gelopen, begonnen in Newcastle, gisteren naar Holy island geweest en vandaag loop ik het laatste stuk van Cheswick naar Berwick.” leg ik uit. Ik overweeg even of ik met ze mee zal lopen. Het is namelijk wel precies de aansluiting bij waar ik was gebleven op het NC. Maar ik weet hoe de 3 kilometer lange asfaltweg van het tankstation bij Beal – waar de bus stopt- naar het begin van het kustpad eruit ziet, niet bijster aantrekkelijk. Bovendien loop je daarna een heel eind langs lage mudflats en het zoveelste caravanpark en golfbaan. Dus ik blijf bij mijn oorspronkelijke plan om het meest interessante stuk van de laatste route te lopen. Maar het is wel heel gezellig om even met ze te kletsen in de bus.
Terug bij het kustpad, in de duinen, zie ik dat het Forth to Farne pad erbij is gekomen. Dat loopt van Lindisfarne, Holy Island naar de Firth of Forth, de riviermonding bij Edinburgh in Schotland. Ik krijg er kriebels van in mijn buik. Ik zou dus helemaal door kunnen lopen naar Edinburgh over dit pad! Dat zal ik deze keer niet doen, er zijn grenzen. Maar, het feit dat het kan en dat ik later misschien verder zou kunnen gaan, geeft me een opwindend gevoel. Vergezeld van meeuwen en nog altijd hoge golven loop ik door de duinen naar het noorden. Bij een bunker op een hoog duin ga ik even zitten. Ondanks het grijze weer met veel wolken zie ik in het zuiden duidelijk twee bultjes in het landschap: Lindisfarne Castle op Holy Island en Bamburgh Castle. Het voelt vertrouwd om die markante bakens steeds langs de kust te zien.
Ik denk terug aan al die mooie plekken, waar ik langs ben gekomen. Zoveel prachtige natuur, waarin ik me als een vis in het water voel. Maar ook al ik houd van zwerven in de natuur, de urban jungle is niet de ultieme dwaalplek voor mij, daarin voel ik me snel eenzaam. Het feit dat dit een van mijn laatste dagen hier langs de kust is, maakt me somber. Het weer helpt er ook niet bij. Gelukkig gaat een stukje verder de route over ruigere kliffen en rotsen met prachtige steenlagen, die netjes op een rij gerangschikt lijken. Soms zijn stukken van de leemachtige oeverwanden afgebrokkeld. Op een gegeven moment loop ik over een geasfalteerd paadje, dat abrupt stopt, waarna ik in een afgrond kijk. Aan de overkant van het gat, zie ik het paadje verder lopen. Het stuk ertussen is gewoon weggeslagen. Dat ziet er heftig uit.
Spittal is de eerste bebouwing die ik tegenkom. De kliffen aan de zuidkant, waar ik aan kom, zijn hoog en steil. Omdat het NC verder loopt over de laaggelegen boulevard, is er een lange trap naar beneden. De boulevard ziet er mooi en nieuw uit, in tegenstelling tot het erachter liggende stadje, dat een wat verlopen uitstraling heeft. De grauwe lucht maakt het er niet beter op. Het maakt mijn toch al sombere stemming er niet beter op. Verderop kom ik langs de Tweedmouth Parish Church. Een grofgebouwd oud kerkje op een heuveltje, omgeven door gras met verweerde grafstenen. Het ziet er niet uit alsof hij nog wordt gebruikt en de deur is, zoals ik al had verwacht dicht. Weer een domper.
Ik voel me moe en de wetenschap dat mijn pelgrimage bijna ten einde is, hangt als een grauwsluier om me heen. Zelfs de mooie, stijgende en rollende klanken van de wulp, die tegen de kades weerkaatsen, kunnen me niet echt opvrolijken. Ook andere vogels laten zich zien en horen, maar ik vind niet de rust om er lang van te genieten. Ondanks dat ik na anderhalve week lopen de vermoeidheid in mijn lijf begin te voelen, zou ik het liefste door blijven wandelen. Als ik wandel is het leven zoveel eenvoudiger. Ik hoef me alleen maar druk te maken over mijn route, waar ik eet en slaap en verder niks. Thuis zijn er zoveel dingen die mijn aandacht vragen, waar ik iets mee moet. Niet in de laatste plaats mijn relaties. Aan de andere kant wil ik liever niet nog langer weg zijn van Bert en onze jongste zoon. Maar zolang ik hier loop, kan ik alles op afstand houden. De moeilijke vragen wat ik nou eigenlijk wil met mijn leven. Of wat het doel er eigenlijk van is? Ik vind dat nog steeds een moeilijk te beantwoorden vraag. Hier heb ik een doel: ik loop naar Berwick met zijn prachtige bruggen en versterkte stadsmuren en wallen.
Over de oudste, Middeleeuwse bakstenen brug steek ik de rivier over. De betonnen boogbrug voor autoverkeer ligt links van mij en is een stuk hoger. Daar weer achter, nog hoger zijn de fraaie bogen van de spoorbrug te zien. Het station ligt namelijk op de strategische heuvel waar ooit het kasteel stond. Heel on-Engels is die afgebroken om plaats te maken voor het spoor met bijbehorend station. Misschien komt het omdat dit gebied het decor is geweest van vele grensconflicten tussen Engeland en Schotland. Wellicht wil men die historie het liefst vergeten, hoewel. Het smeult nog steeds onder de oppervlakte. Ik ben in Spittal al een restaurant tegengekomen met een trots wapperende Schotse vlag. En als ik in een café een praatje maak met een andere lone walker begint hij een vurig betoog, dat naar zijn mening de grens van Engeland zelfs voorbij Edinburgh zou moeten liggen. ‘Ga terug naar de rimboe ergens in de Highlands, (uit)Schot!’ Daar komt zijn redenatie in het kort op neer. Met zo’n boodschap maak je weinig vrienden.
In Berwick aangekomen maak ik een wandeling over de stadsmuren en vestingwallen. Die zijn werkelijk indrukwekkend. Vanaf de hoge muren heb ik een geweldig uitzicht over de Tweedmonding. Opeens zie ik vanaf de hoge wallen beneden mij een kerk staan, de Holy Trinity & St. Mary’s Parish Church. Het is net gaan regenen, dus hopelijk is die open. Door de ramen schijnt licht, dat geeft hoop.
Een hoop lawaai komt me tegemoet, als ik de deur opendoe. De koster is de kerkzaal aan het stofzuigen. Even aarzel ik om verder naar binnen te gaan. Hij is voorin bezig, en het is bepaald niet stil of sereen. Het feit dat het binnen droog is, helpt me over de drempel. Ik overweeg achterin te gaan zitten, maar juist nu wil ik graag zo dicht mogelijk bij het altaar zijn. Ik heb behoefte aan houvast. Maar om nou met mijn vieze wandelschoenen over het pas gezogen schone tapijt naar het altaar te lopen, gaat me te ver. Dus schuif ik snel in de voorste bank. Ik groet de koster en hij mij, verder maken we geen woorden vuil. Hij gaat verder met zijn werkzaamheden en ik kniel op het dikke kussen dat voor dat doel aan een haakje hangt.
Ik dank God dat Hij mij zover gebracht heeft, wat ik van te voren nooit had gedacht; dat ik God steeds dichtbij me heb ervaren; dat ik altijd een plek had om te slapen en geweldig heb genoten van de natuur en zoveel aardige mensen die ik onderweg heb ontmoet. Ik dank God dat ik tijdens mijn pelgrimage weer dichter bij mijn emoties, bij de kern van mijn ziel kon komen. Tijdens deze twee weken heb ik bijna elke dag gehuild in de kerk. Alsof er een deksel van mijn ziel werd gelicht en alle emoties die zich daar het afgelopen jaar of langer hebben opgehoopt eruit bleven stromen. Ik heb me zelden meer in contact gevoeld met mijn hele wezen, hart en ziel, hoofd en geest dan tijdens deze solotocht. Het is alsof ik mijn bestemming heb gevonden. En mede doordat ik God weer heb gevonden, voel ik me als herboren! Ik bid voor mensen die mij dierbaar zijn, voor de kerk en haar toekomst. Maar al snel blijft de grote vraag in mijn keel steken: Hoe moet ik straks thuis verder? Opeens komt de spanning die ik de hele dag al in mijn lijf heb voelen ophopen naar buiten en begin ik heftig te snikken. De koster trekt met zijn stofzuiger verder door de kerk, maar het kan me niks schelen. Ik smeek God om me te laten zien welke richting ik op moet en wat ik kan gaan doen. Hoe kan ik thuis net als nu dichtbij Hem blijven en niet weer mezelf helemaal kwijtraken? En hoe moet ik verder in de kerk, welke kerk? De vragen brengen me niet verder. Net als toen ik aan mijn pelgrimage begon, moet ik het loslaten, mezelf overgeven en op God vertrouwen. Ik heb ervaren dat God twee weken lang dichtbij was, ik heb me geen moment in de steek gelaten gevoeld, ondanks dat er best spannende momenten waren. Ik voel een wankele zekerheid ontstaan, dat God straks in mijn gewone leven net zo dichtbij me zal zijn. Er daalt weer een zekere rust en vrede in mijn ziel. En als ik de kerk uitloop is de last op mijn schouders minder zwaar.
Met mijn ogen knipperend tegen de lichte lucht, zie ik buiten op een bord staan, dat er morgen naast de gewone diensten ook om zes uur ’s avonds een Choral evensong – gezongen avondgebed – is. Dat laatste spreekt me aan, omdat ik zelf ook Evensongs zing met ons koor. Dus besluit ik daar naartoe te gaan. Verder wil ik morgenochtend graag het laatste stukje kustpad van Berwick naar de Schotse grens lopen over het Forth to Farne pad. Ik maak mijn wandeling over de vestingwerken af en eindig bij Meg’s mount, een verrassend mooi uitzichtpunt hoog boven de Tweed rivier. Vanaf hier kun je de riviermonding zien en ver naar het zuiden weer de bultjes van Lindisfarne en Bamburgh. Het geeft me een nostalgisch gevoel van afscheid nemen.
Als ik weer bij mijn B&B adres kom, is alleen de tienerjongen thuis, die een kamer naast de mijne heeft. Ik heb begrepen dat hij 16 is, ongeveer dezelfde leeftijd als onze jongste zoon en duidelijk met dezelfde interesses. Want ik hoor in de kamer naast me vergelijkbare geluiden als thuis: gesprekken met vrienden via de computer of in games, soms grove uitroepen of heftige verontwaardiging en een zelfde soort lach. Het voelt vertrouwd en zo kan ik alvast wennen aan thuis. Ook de huiskat houdt me gezelschap. En al ben ik geen kattenmens, maar een hondenliefhebber – we hebben er tenslotte zelf ook een thuis – de doldwaze kapriolen die deze kat uithaalt maken me wel aan het lachen.
Bij de supermarkt een kilometer verderop kan ik gelukkig de witte chocolademelk poeder krijgen, waar mijn zoon dol op is. Ook koop ik Engelse thee voor thuis. Veel meer kan ik niet meenemen, helaas. Met een spijtig gevoel laat ik alle andere lekkere dingen links liggen. Ik kan alleen maar meenemen wat ik in m’n rugzak past. Dat maakt het leven van een wandelaar zo heerlijk simpel. Geen extra, luxe spullen, geen overbodige ballast. Licht leven is het. En dat bevalt me eigenlijk erg goed.