Soms is het maar goed dat je aan begin van de dag niet weet hoe die gaat aflopen. Dit is zo’n dag. Mijn plan is om in elk geval naar Budle Bay te lopen voorbij Bamburgh, waar het kustpad landinwaarts afbuigt, ongeveer 15 km en vandaar de bus te nemen naar Fenwick, waar mijn B&B staat. Vannacht is er een straffe wind uit het noorden gaan waaien. Dat betekent flinke tegenwind. Maar ik verheug me al op de geweldige golven die het waarschijnlijk op gaat leveren. Daarbij is het springtij vandaag, dus dat belooft wat!
Na mijn ontbijt – alles en iedereen strikt gescheiden vanwege Corona, heel ongezellig en onpersoonlijk – loop ik eerst naar de kust. Eigenlijk gaat het Northumberland Coastpath hier meteen landinwaarts door North Sunderland en dan dwars door de velden richting Bamburgh. Maar ik wil eerst de zee zien in de vliegende storm die op het moment langs de kust raast.
Zodra ik de duinen ten noorden van Seahouses betreed, zie ik in de verte het door de zon beschenen Bamburgh Castle oprijzen boven het landschap. Wow dat ik zo ver gelopen heb, dat Bamburgh binnen bereik is, ik kan het bijna niet geloven! Maar daar voor me ligt het majestueuze kasteel van de vroegere koningen van Northumbria. De wind giert om mijn oren, de wolken jagen langs de hemel, de zee heeft witte schuimkoppen. Vlak voor de kust zie ik de Farne Isles liggen. De helwitte vuurtoren op Inner Farne wordt beschenen door de zon. Dit moment had ik niet willen missen! Door mijn verrekijker kan ik zelfs Lindisfarne Castle op Holy Island zien liggen. Stil van verwondering geniet ik van dit moment.
Maar ik moet een beslissing nemen: ga ik linksaf naar het officiële kustpad of loop ik verder over het strand en langs de weg richting Bamburgh. Eigenlijk voel ik me moe. Vanmorgen werd ik wakker met een hoofdpijntje en ik maak me zorgen om mijn linkerbeen na het drama van gistermiddag. Hoe lang gaat die het volhouden en hoe slim is dus om extra kilometers (landinwaarts) te gaan lopen, terwijl ik toch naar Bamburgh moet? Maar er is ook nog St. Paul’s Church in North Sunderland – die stond ook op de banner in Warkworth – die ik graag wil bezoeken. Dat geeft de doorslag. Tenslotte vind ik kerken bezoeken minstens zo belangrijk als het kustpad lopen. Dus sla ik af in zuidwestelijke richting North Sunderland en ga richting het NC.
De kerk is open, zoals te verwachten was. Het is een eenvoudig kerkje, dat aan een typisch Noord-Engels dorpsstraatje ligt. Rijtjes natuurstenen of witgepleisterde huizen die direct aan de weg staan, sommigen met een strak stenen muurtje ervoor. Het kerkje heeft van binnen een mooi hemelsblauw plafond in het koor. Ik blijf er niet lang, want ik wil graag naar Bamburgh.
Net buiten North Sunderland zie ik een NC bordje en ga via een paar stenen treden over een muurtje, waar meteen een stile achter staat. Een stile, zijn een paar treetjes op palen, die zo om een hek of prikkeldraad zijn gepositioneerd, dat je er makkelijk overheen kunt stappen. Het leuke van een Public Footpath dwars door de velden, is dat je allerlei soorten hekjes en stiles tegenkomt. Bij de vier huizen van Shoreston Hall is een mooie stenen trap in de muur gemetseld. Later moet ik door een aantal kissing gates. Dat zijn wandelpoortjes, waarbij een draaibare poort in een u- of v-vormige omheining heen en weer klapt. Met een rugzak kan zo’n kissing gate een lastig te nemen hindernis zijn, als het een krappe u-vorm is waar je doorheen moet. Tot slot zijn er simpele klaphekken – een poortje dat door een veer en schuine plaatsing automatisch dichtklap als je er doorheen bent – Die laatste zie je tegenwoordig in Nederland ook veel in natuurgebieden waar vee graast. Zo wandel ik over de akkers en velden naar Bamburgh, waar het kasteel hoog boven het land uittorent. Het voelt als een opgaan naar Jeruzalem en maakt me verwachtingsvol.
Een stel haalt me in. Ik informeer of ze ook het NC lopen. “Ja”, is het korte antwoord en ze lopen snel door. Dat zijn de echte, gefocuste lange afstandswandelaars, die hebben geen tijd om even stil te staan voor een praatje. Zelf ben ik gefocust op wat ik om me heen zie en hoe mijn lijf voelt, en dan vooral mijn linkerbeen. Steeds als ik wat voel, pas ik mijn tempo aan of rust even. Tot nu toe gaat het goed. Bamburgh Castle is machtig imposant als je aan de voet van het kasteel staat. Het wordt nog steeds bewoond en is te bezoeken. Heel wat jaren geleden zijn we er met ons gezin geweest. Ook vandaag zijn er veel mensen die van het mooie weer en het prachtige Bamburgh Castle komen genieten. Niet voor mij deze keer. De koude wind is behoorlijk in mijn hoofd en kleren gaan zitten. Ik ben vermoeid en heb zin in iets warms. Ik vind een gezellig restaurantje waar ik me kan opwarmen. Maar niet te lang, want ik wil geen herhaling van gisteren.
Ook in St. Aidan’s Church lopen aardig wat mensen rond. Maar iedereen is stil of praat zachtjes. Er zijn wat informatieborden en korte filmpjes die je kunt bekijken over de geschiedenis. Aidan leefde in de 7de eeuw na Christus en was een monnik van het eiland Iona. Hij kwam op uitnodiging van de Christelijke koning Oswald, die regeerde over Northumbria vanuit Bamburgh Castle. Oswald – zelf ook tot heilige verklaard – wilde zijn volk graag kerstenen. Hij had de hulp ingeroepen van de Keltische monniken, omdat hijzelf een tijdlang op Iona in ballingschap had gewoond. Aidan gaf gehoor aan de roep en vestigde een klooster op wat nu Holy Island heet, Lindisfarne priory. Ondertussen trok hij rond en leefde tussen de mensen van Northumbria. In Bamburgh stichtte hij in 635 AD een houten kerk op de plek waar nu St. Aidan’s Church staat.
De huidige kerk dateert van de 12de eeuw. Er zijn veel gebrandschilderde ramen, waardoor warm gekleurd licht binnenvalt. Het koor heeft een mooi houten gewelf. Maar wat meteen mijn aandacht trekt, is het altaarstuk met gebeeldhouwde heiligenbeelden achter het altaar. Daar staan ze, de heiligen uit de 7de en 8ste eeuw, die eraan hebben meegewerkt dat het Christendom zich verspreidde door heel Noord-Engeland en zelfs vandaar naar Nederland. Aidan, Oswald staan bovenaan en eronder staan o.a. Cuthbert, Bede en Hilda, de abdis van Whitby. Ondanks dat er andere mensen rondlopen, durf ik toch neer te knielen bij het altaar en te bidden. Het voelt als een overwinning, dat ik me er niet voor schaam om dit openlijk te doen. Het is bijzonder om St. Aidan en Oswald als het ware op mij neer te zien kijken. Het maakt emoties los, die ik niet had verwacht. Het raakt en troost me, dat ik word omringd door eeuwen – 1400 jaar! – aan historie en geloofsgetuigen, zoals je leest in Hebreeën 12. Heiligen die mij voorgingen in hun leven met God. Mijn warme tranen druppen op de tegels voor het altaar. Tot nu toe hield ik eigenlijk niet van beelden in de kerk. Maar tijdens mijn pelgrimage heb ik gemerkt dat ik me moeilijker kan concentreren op God in een kale kerk. Deze heiligen zijn voor mij een zichtbare aansporing, maar ook een bemoediging. Zij stonden ook met hun voeten in de klei en hielden vol. Dat maakt dat ik me begrepen voel, als ik het leven (in de kerk of daarbuiten) soms zwaar en moeilijk vind. Daarnaast spreekt een witgekalkte kerk zonder afbeeldingen vooral mijn hoofd aan, er is weinig te beleven. Nu is het voor mij sowieso beter om uit mijn hoofd te komen, omdat ik vaak moeilijk bij mijn gevoel kan komen. Ik wil mijn geloof graag voeden in alle facetten van mijn menszijn. Gewoon zoals ik ben, als geheel mens, met mijn hele hebben en houden, met hoofd en hart, ziel en zintuigen, rugzak en al.
Mijn ogen vinden rust bij het altaar. Het is als een tastbare weergave van Gods liefde, vanwaar Hij als het ware zijn gaven rijkelijk uitdeelt. Dat het kruis daarbij het middelpunt vormt, is niet meer dan logisch. Het zou denk ik de focus in elke kerk moeten zijn. Het kruis is tenslotte het bestaansrecht van de kerk, haar basis. Bij het altaar, met mijn ogen gericht op het kruis, onder de toeziende blik van de heiligen bid ik of God mij wil helpen om net als Aidan trouw te zijn en te doen wat God van mij vraagt en of Hij mij wil laten zien waar en welke taak Hij voor mij heeft, wat mijn doel is in het leven. De intense vrede die in mij neerdaalt, draagt mij verder tijdens het vervolg van mijn tocht.
Langs de noordkant van Bamburgh Castle loop ik weer naar de zee. Waar de kust een ronding maakt naar het westen steken de Harkness Rocks de Noordzee in. De noordenwind en de zee komen er vanuit de Noordelijke IJszee bijna recht op aan. De opgestuwde golven beuken op de rotsen. Gigantische golven slaan over elkaar heen en de stormwind blaast een fijne waternevel ver over het water en de basaltrotsen. Veel mensen staan, net als ik, vol ontzag stil om foto’s en filmpjes te maken of simpelweg te genieten van dit natuurspektakel. De wind en het water bulderen. Wat hebben wij als mens eigenlijk te vertellen in de natuur? We leven vaak alsof we alles kunnen controleren, maar als de natuurkrachten losbreken, als de leeuw gaat brullen, maken we geen schijn van kans. Het maakt dat ik me klein voel, maar toch ook geborgen in God.
Na weer een stuk verder te zijn gewandeld, zie ik op een gegeven moment de kleurige schermen van kitesurfers heen en weer gaan. Dat is in de beschutte baai van Budle Bay. Daar draai ik van het kustpad af om naar de kustweg te lopen, waar een bushalte is. Mijn plan is om vanaf Budle de X18 bus naar naar Belford en Fenwick te nemen. Het is namelijk te ver is om het hele stuk naar Fenwick te lopen. De loeiende wind, die de hele tijd om mijn hoofd heeft geblazen, neemt af. Vermoeidheid begint me parten te spelen.
Er hangt geen dienstregeling van de bus naar Belford bij de bushalte langs de weg. Alleen van de kustbus, maar die komt pas over anderhalf uur. Daar ga ik niet op wachten. Dus loop ik langs de weg naar het volgende dorp, Waren Mill en kijk ik of ik daar op de bus kan stappen. Maar terwijl ik daar loop, scheurt de X18 langs mij heen. Die had ik moeten hebben en ik weet dat die maar eens in de twee uur rijdt. Zachtjes scheldend en mezelf verwijten makend loop ik verder en bedenk dat ik die dienstregelingen notabene op mijn mobiel heb staan – gekregen van de Tourist info lady in Craster-! Ik had zelf kunnen checken hoe laat de X18 langs zou komen. Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan.
In Waren Mill, een kilometer verderop is nergens een bushalte te vinden. Wel staan er bordjes van wegomleidingen. Misschien worden de bussen ook wel omgeleid, hoe moet ik dan weten waar ze langskomen? Er is in het hele gehucht verder geen levende ziel te bekennen. Niemand om even te vragen hoe het zit met de bussen. Niemand om om hulp te vragen. Zwaar gefrustreerd houd ik stil bij een hek, waar ik mijn tranen van teleurstelling, vermoeidheid en boosheid laat stromen. Ik heb er al ruim 15 kilometer op zitten en voel me leeg. Wat nu? Ik ga niet nog verder langs de weg lopen. Die gaat namelijk steil omhoog, en de weg is smal met nauwelijks een berm om in te lopen. Een klein stukje terug had ik een bordje Public footpath rechtsaf zien wijzen. Het pad gaat langs een groenstrook, door een weiland naar een boerenweggetje, zie ik op de kaart. Als ik op het weggetje links ga, kom ik weer op het NC dat naar Belford leidt. Er zit niks anders op, ik zal verder moeten lopen, anders wordt het te laat en donker. Als ik een stukje langs een bomenrij over het voetpad ben gelopen en de modder aan mijn schoenen plakt, schreeuw ik keihard mijn frustratie van me af. Er is toch niemand die het hoort. Dan besef ik dat ik mezelf moet herpakken, anders ga ik het niet redden die laatste 5 kilometer -voornamelijk heuvelop. Ik ga mezelf hardop de weg wijzen en moed inspreken.
“Als ik bovenlangs dit veld loop, kom ik volgens mij bij dat hek daar en kan ik het landweggetje op. Kijk dat gaat goed! Dan dit stukje weg met de bocht mee naar beneden volgen en dan – help – steil omhoog. Daarboven moet ik dan ergens de kustpadroute tegenkomen. Ja, het klopt!” Wat ben ik blij dat ik de bordjes van het NC weer zie. Het maakt dat ik me weer wat beter voel, al strekt zich een oneindig lijkend glooiend akkerland voor me uit. Het pad gaat verder omhoog – onwards and upwards zoals de Engelsen zeggen. Nog steeds ben ik geen mens tegengekomen, het is ook al 4 uur geweest. Een onbehagelijk gevoel van eenzaamheid begint me te bekruipen, waar ik niet aan toe wil geven. Dus laad ik mezelf op met meer positiviteit: “Het is mooi weer vandaag met veel zon. De zee was echt fantastisch! Het is niet te warm en niet te koud. Het heeft niet geregend. Mijn been doet geen pijn, dat is heel fijn en verrassend na gisteren! Ik heb al een overnachtingsadres, dus daar hoef ik me geen zorgen over te maken. Ik moet er nog wel zien te komen, maar het schiet al goed op. Kijk wat een mooie Blackface schapen er in dit weiland staan. Vanaf hier heb ik een prachtig uitzicht over het landschap,” enz. Zo houd ik de moed erin.
Op de kaart zie ik, dat ik een spoor moet oversteken. Ik verwacht een bruggetje of tunnel, maar er liggen betonnen platen tussen de rails waar ik overheen moet. Allerlei waarschuwingsborden manen me op te letten. Het meest hilarisch vind ik het bordje: Danger, overhead live wires. Dat is wel het minste waar je je hier zorgen over moet maken, lijkt me. De kans dat je overreden wordt door een intercity is aanzienlijk groter, dan dat je een bovenleiding raakt. Mijn oren en ogen goed gebruikend steek ik over en haal opgelucht adem als ik aan de overkant sta. Weer een hobbel genomen! Na een glibberig modderpad, kom ik bij de A1, de doorgaande weg langs de kust. Ook hier is het devies: gewoon oversteken. Gelukkig is het niet druk. Tot slot moet ik bij Belford over een industriegebied met enorme silo’s en andere megabouwwerken – dat is mijn straf voor het omzeilen van het industriegebied bij Blyth -. Niet echt gezellig, maar ik ben blij dat ik weer in bewoond gebied kom en wat soortgenoten zie. In de dorpsstraat ga ik meteen op zoek naar de bushalte. Tegenover de pub, The Black Swan, vind ik er een. Het is bijna 5 uur en de bus gaat over drie kwartier, dus ik heb nog tijd om wat te eten. Eerst wil ik achterhalen of deze bus überhaupt stopt in Fenwick waar mijn B&B is. Ik vraag het aan het barmeisje in de pub. Die weet het niet, maar zij vraagt het op haar beurt aan een groepje mannen dat daar gezellig zit te drinken. Het antwoord is bevestigend. Dus is mijn volgende vraag of ik wat zou kunnen eten terwijl ik op de bus wacht. Helaas serveren ze geen eten, maar even verderop is een Chippy en een supermarkt. Ik mag mijn gekochte maaltijd wel binnen in de pub opeten.
Terwijl ik in de pub bij mijn cider een salade eet, bel ik Gill, de gastvrouw van Fenham Farm B&B, om te melden dat ik wat later aankom dan afgesproken. “Lukt het je om voor het donker hier te zijn? Want het is hier ‘s avonds pikdonker. Anders moet je me bellen als je er bijna bent, dan halen we je even op bij de A1,” biedt ze aan. Ze legt uit hoe ik van de A1 de 2 kilometer naar hun boerderij moet lopen. Eigenlijk is het gewoon de weg blijven volgen tot het einde van de weg, waar hun boerderij staat.
Om kwart over zes dropt de bus me bij Fenwick langs de A1. Het begint al donker te worden. Wat me meteen opvalt als ik over het landweggetje naar Fenham Farm loop, is de weldadige stilte die er heerst. Het is hier he-le-maal stil. Wat een verademing na zo’n lange dag, waarvan een groot deel in lawaaierige wind. Het licht van Fenham Farm straalt me uitnodigend tegemoet, als ik het spoor overga – gelukkig dit keer via een brug – . Ik voel me echt een vermoeide pelgrim die aankomt bij het licht van de lantaarn. Gill verwelkomt me hartelijk. Ze vertelt hoe het allemaal werkt in deze B&B en waar het ontbijt geserveerd wordt. “Hoe laat wil je ontbijten? En wil je een cooked breakfast: bacon, eggs, baked beans? O en als je verse melk voor je thee op je kamer wilt, kun je het hier uit de koelkast pakken.”
Ze laat me mijn (prachtige!) kamer zien en vertelt hoe de vloerverwarming werkt. “En wil je dit formulier even invullen?” Het duizelt me allemaal. Ik ben blij als ik de deur van mijn kamer achter me dicht kan trekken. Ik ben doodop. Maar ik heb het gehaald en een recordafstand van bijna 23 km gelopen. Wat een dag! Vandaag heb ik fysiek mijn diepste moment gehad in Waren Mill, maar geestelijk gezien in St. Aidan’s Church een hoogtepunt beleefd. Morgen naar Holy Island. Ik kijk er met gemengde gevoelens naar uit.