“Ik heb je advies opgevolgd en alvast een kamer geboekt in Seahouses voor vanavond,” vertel ik de hotelmanager als ik uitcheck. “Bij welk hotel?” informeert hij. “‘The Links’,” antwoord ik. De man kijkt me aan met een blik van: dat inferieure hotel? “Het is niet alsof ik veel keus heb hè,” zeg ik. “Ik ben al blij als ik een bed heb.” “Dat is waar,”, geeft hij toe. Ik heb mezelf de luxe van vooruit boeken toegestaan. Ook al gaat het in tegen mijn oorspronkelijke plan om zo min mogelijk van te voren vast te leggen, ik merk dat het zoeken van accommodatie me elke dag behoorlijk bezig houdt. Het geeft ook rust om me niet druk te hoeven maken over een slaapplek. Gewoon alleen maar wandelen.
Vrolijk vertrek ik naar het kustpad. Ik heb er zin in vandaag! Mijn eindpunt in Seahouses ligt dus al vast, een wandeling van iets meer dan 15 kilometer. Dat zou goed te doen moeten zijn. Een waterig ochtendzonnetje licht Dunstanbergh Castle schitterend uit. De zee slaat met lome slag op het strand. De eerste golfers staan alweer op de baan. Het is een vredig decor om doorheen te wandelen.
Mijn eerste stop in de duinen is een kleine natuurplas waar een vogelkijkhut staat. Er zitten allerlei soorten watervogels, zoals wintertaling en kuifeenden in en langs het water. Aan de overkant staat een lepelaar die zijn grote snavel heen en weer door het water gaat, op zoek naar kreeftjes. Wat bijzonder om deze mooie vogel een tijdje door mijn verrekijker te bewonderen. Opeens klinkt er een geraas alsof er een grote machine wordt opgestart. Een beetje verstoord kijk ik op. Maar dan zie ik dat het om een enorme groep ganzen gaat, die verderop massaal is opgestegen. Het is een heel apart geluid. Helaas wordt de lepelaar er onrustig van en vliegt weg. Ik vat het op als een teken, dat het voor mij ook tijd is om op te staan en verder te gaan.
Even later, op het strand, kom ik twee andere wandelaars tegen met rugzakken, Carl en Peter, blijken ze te heten. “Lopen jullie ook over het kustpad?” begin ik het gesprek. “Ja, een gedeelte. Vandaag lopen we naar Craster.” “Een mooi stuk, langs Dunstanburgh! Daar ben ik gisteren langsgekomen.” “Loop jij het hele kustpad?” “Nou, ik ben in Newcastle begonnen en zie wel hoever ik kom,” reageer ik. “Het is hier schitterend. We hadden geen idee dat deze kust zo mooi was. Het is voor het eerst dat we naar de kust van Northumberland gaan. Ben jij hier weleens eerder geweest?” vraagt Carl. ”Nou niet precies hier, maar wel bij Dunstanburgh Caslte en het is hier zeker mooi!” beaam ik. “Maar je komt hier niet vandaan. Laat me raden, kom je uit Noorwegen?” Ik lach “Ietsje zuidelijker, uit Nederland.” “Ah, oké, ik hoorde een buitenlands accent. Ik heb zelf een tijdje in Zweden gewoond,” vertelt Carl “Normaal gesproken gaan we naar het buitenland op vakantie, maar door de pandemie zijn we meer door Groot Brittannië gaan reizen. We komen er achter hoe mooi ons eigen land eigenlijk is!” “Ik kom ook graag in Engeland, omdat je hier zoveel wandelmogelijkheden hebt. Nergens in Europa en zeker in Nederland niet, heb je als wandelaar zoveel vrijheid en opties. Je mag hier dwars door weilanden, over erven, landgoederen. En welk land heeft er nu een wandelpad langs zijn volledige kust, 4500 kilometer lang!?” “Heb je dat in Nederland niet zoveel wandelpaden?” “Nee, echt niet, wat jullie hebben is heel bijzonder!” “En je houdt ook van een echte kaart” wijst Peter naar de roze Ordnance Survey Landrangermap die aan mijn buikband wappert. “Ja, ik vind het fijn om een kaart vast te houden, maar ik doe hem altijd met de verkeerde kant boven, open.” lach ik “Ik kan uren de kaart bestuderen, ik houd van de details.” Carl laat zien dat hij de Ordnance Survey app op zijn mobiel heeft. “Kijk, het is prachtig, net zo gedetailleerd, alle gebieden staan erop en een pijl geeft aan waar je precies bent.” “Mooi, maar werkt het ook als je geen bereik hebt, zoals in Craster?” Vraag ik. “Jazeker, want het werkt op GPS,” reageert hij. “Ja, dat is wel handig”, beaam ik, “en op mijn kaart staat helaas ook geen pijl waar ik precies ben,” lach ik “maar toch houd ik meer van de papieren versie.” Peter knikt ”Wij ouderwetse mensen houden van het gevoel dat je iets tastbaars in je handen hebt.” “Inderdaad! Heel onhandig als het waait. Maar toch veel leuker!”
We gaan ieder verder in tegengestelde richting. Ik volg het pad naar de rotsachtige kust van Newton Point. Officieel snijdt het kustpad de uiterste punt af, maar ik vind het juist leuk om het schiereilandje helemaal rond te lopen. Straks kan ik nog genoeg door of achter de duinen en het strand lopen. Dit stukje rotskust wil ik niet missen. Bovendien kan ik vanaf daar, volgens mij zelfs de Farne Islands zien liggen! Het is rustig weer vandaag, een fijn zonnetje strooit diamanten op het water en de zee houdt zich koest. Geen spectaculair opspattende golven op de rotsen deze keer. Daarna, op het wat eentonige graspad achter de duinen begin ik een goed gesprek met mezelf. Mijn been voelt nog niet helemaal oké, dus zo af en toe klim ik, om te ontspannen, op een hekje, bij gebrek aan bankjes.
Ik stel mezelf de vraag wat ik de afgelopen week over mezelf heb geleerd. Het eerste dat in me opkomt, is dat ik meer uithoudingsvermogen heb, dan ik had gedacht! Ik zie mezelf niet als een echte langeafstandswandelaar, omdat ik daar de energie niet voor heb en de focus mis. Mijn beeld van zo iemand, is dat die zijn reis goed plant, van te voren traint, goed voorbereid op pad gaat en dan bij wijze van spreken in een rechte lijn, gefocust, elke dag een vast target aan kilometers loopt. Nu heb ik mijn tocht zeker goed voorbereid en goed gekeken waar ik langs wilde gaan en waar ik zou kunnen overnachten, maar die rechte lijn en het aantal kilometers, is nogal aan verandering onderhevig. Ik ontdek graag nieuwe plekjes en kies graag een pad, waar niet iedereen loopt. En wat betreft voorbereidende training, juist tijdens een oefenwandeling heb ik mijn linkerbeen geblesseerd. Toch blijkt nu, dat ik een heel eind kan komen. Het is waar dat ik graag hier en daar wat ronddwaal en blijf zitten om te genieten van een mooi plekje of om na te denken. Maar dat verhoogt alleen maar het plezier.
Ik ga zo in het gesprek met mezelf op, dat ik mijn locatie verkeerd inschat. Ik snap er niks van, het pad door de duinen houdt maar niet op. Ik bestudeer de kaart nog eens goed en kom erachter dat ik, kleinigheid, het 3 kilometer lange zandstrand van Beadnell Bay over het hoofd heb gezien. Voor de variatie loop ik een stuk over het strand. Nog steeds in gedachten verzonken, sta ik opeens voor een riviertje dat uitmondt in zee. Dat kan ik onmogelijk oversteken en droge schoenen houden. Ik zie dat de mensen, die net voor mij liepen, naar links zijn afgeslagen naar een bruggetje dat een stukje landinwaarts ligt, dus volg ik hen maar. Het is wel een kilometertje extra, maar ik moet wat. Daarna volg ik voor de zekerheid gewoon het aangegeven kustpad dat achter de duinen loopt en zet mijn zelfgesprek voort.
Wat ik ook heb geleerd, of beter gezegd: opnieuw ben achter gekomen, is dat ik niet gauw in paniek raak als het spannend is. Daarnaast heeft mijn zelfvertrouwen een enorme boost gekregen. Ik blijk veel meer te kunnen dan ik dacht, en kan goed zelfstandig functioneren. Het gekke is, dat als ik mezelf langs de meetlat leg van wat normaal is in de maatschappij, ik me meestal tekort voel schieten. Ik heb geen betaald werk, ben homemanager (dat klinkt tenminste een beetje interessant), mijn jongste is 15 en kan zich prima redden. Ik ben gezond en doe op dit moment ook geen vrijwilligerswerk meer. Daardoor voel ik me behoorlijk nutteloos. Natuurlijk kan ik zeggen dat ik mijn kinderen best goed heb opgevoed en dat twee van hen inmiddels fijne, zelfstandige jonge mannen zijn geworden, maar dat krijgen vrouwen met een drukke baan ook voor elkaar. En ik houd van mijn gezin, ik vind het heerlijk als we samen zijn, ook met de partners erbij die onze oudste zonen inmiddels hebben. Toch knaagt er altijd iets, wat mijn zelfvertrouwen ondermijnt. Want wat is het doel van mijn leven nu eigenlijk? Nu ik hier alleen wandel, me goed in mijn vel voel zitten en ik alleen met God, mezelf, de natuur en een pad hoef te dealen, merk ik dat ik heel veel aankan. Dat ik zeker geen futloze slappe vaatdoek ben, die nergens toe in staat is, zoals ik me het laatste jaar heb gevoeld. En ook al geeft dat me een belangrijke oppepper, waar ik ook na mijn pelgrimage van hoop te profiteren, het is bepaald geen levensdoel.
Ondertussen ben ik bij een stacaravan park vlakbij Beadnell aangekomen. Ik moet er overheen. Rij aan rij met caravans met nauwelijks een groen blaadje, laat staan een struik of boom er tussen. Ik word er zo mistroostig van, dat ik de eerste de beste kans aangrijp om weer bij het strand te komen. Vanaf het strand zie ik de imposante bouwwerken op de pier van Beadnell staan. Een fort dacht ik, maar het blijken kalkovens te zijn. Ze zijn enorm! Gebouwd in de hoogtijdagen van de kalkindustrie rond 1800.
Beadnell heeft ook een oud kerkje, St. Ebba’s (die stond ook op de banner in Warkworth). Het is het eerste en enige kerkje dat ik tegenkom, dat aan een heilige vrouw, Ebba, is gewijd. Ze was de dochter van een Northumbriaanse koning en halfzus van Koning Oswald, gevestigd in Bamburgh in de 7de eeuw na Christus. Het is interessant om wat over haar te lezen in de kerk.
Na mijn kerkbezoek steek ik schuin over naar de Craster Arms, waar ik uitgebreid lunch met een roast beef en friet. Scheelt vanavond weer een warme maaltijd. Het is een gezellige pub, waar in een aparte ruimte een trouwfeest aan de gang is. Met regelmaat lopen er chique aangeklede gasten langs mijn tafeltje. Het zorgt voor een leuke afwisseling. Een aardige ober maakt gezellig een praatje: “Ik vind het knap dat je zo in je eentje het hele kustpad wandelt!” Terwijl ik hem bedank voor zijn compliment, schiet er met veel tumult opeens iets zwarts langs me heen, over de bank, het raam in naar het tafeltje van mijn buren, door de buurmans nek en komt op de grond tot stilstand. In een paar seconden is het voorbij. Iedereen kijkt verbouwereerd naar de oorzaak: een zwarte labrador pup. De vrouw die net met haar partner was binnengekomen, komt met het schaamrood op de kaken aangerend, excuses en “sorry” roepend. “Hij schrok van het handvat van de rollijn die op de grond viel.” verklaart ze. Het beestje was er zo van geschrokken dat hij als een wervelwind door het etablissement was gaan rennen om aan dat rare ding, waaraan hij vastzat te ontsnappen. Zijn baasje pakt hem snel op en in no-time is alles weer rustig en gaat iedereen verder alsof er niks aan de hand is. Geen boze blikken of harde woorden, geen geschater of gegrinnik. Het lijkt typisch Engels om er niet teveel aandacht aan te geven. Wel bizar, zo’n halve minuut waarin van alles gebeurt, maar zo snel herstelt, dat je gaat twijfelen of het wel echt is gebeurd. Nadat ik door de ober nog een verpakt koekje in mijn handen gedrukt krijg, want “misschien heb je het later nog nodig”, ga ik weer op pad. Meteen voel ik dat mijn benen verstijfd zijn door de lange pauze tijdens de warme lunch. Als dat maar goed gaat. Het is nog 5 kilometer naar Seahouses, waar ik mijn hotel heb geboekt.
Het lopen gaat moeizaam over het graspad achter de duinen. Om mezelf moed te geven, zing ik een lied:
Father hear the prayer we offer, not for ease that prayer shall be, but for strength that we may ever live our lives courageously. En met tranen in mijn ogen zing ik het laatste couplet: Be our strength in hours of weakness, in our wanderings be our guide; through endeavour, failure, danger, Father, be thou at our side.
Het raakt me, te weten en ervaren dat God, mijn hemelse Vader, altijd met me is, mij moed geeft en kracht, ook als het lopen soms moeilijk gaat, of als ik de weg even niet kan vinden (letterlijk of figuurlijk). Het laatste stukje asfalt, als ik net Seahouses binnen loop, blijkt funest. De pijn in mijn linkerbeen wordt zo hevig dat ik zelfs met stok nauwelijks kan lopen. Ik moet echt gaan zitten. Ik lijk verdorie wel een oud vrouwtje! Aan de rand van een golfbaan, zo’n vijftig meter verderop, zie ik een bankje staan. Ik sleep me ernaartoe en rust een kwartiertje uit. Daarna strompel ik de laatste paar honderd meter met mijn tanden op elkaar naar het hotel, waar ik meteen op het bed ga liggen.
Het is nog maar vijf uur, maar ik kan al wel slapen! Maar ik moet nog naar de supermarkt en drogist voor wat benodigdheden. Niet elk dorp heeft winkels, dus als ze er zijn, zoals hier in Seahouses, moet je er gebruik van maken. Ook boek ik alvast mijn volgende overnachtingen. Het weekend komt er weer aan, dus is het verstandiger dat ik van te voren accommodatie reserveer. Mijn volgende overnachting vind ik vlakbij de oversteek naar Holy Island op Fenham Farm B&B. Daarna maak ik van Berwick-upon-Tweed mijn uitvalsbasis. Het heeft goede busverbindingen dus daar ga ik vanaf Holy Island meteen naartoe. En daarmee is meteen de beslissing gevallen om te proberen de Schotse grens te halen. Wow, wat een tocht!